|
Drama Werkvorm |
(Levend) Schimmenspel |
|
fascinerende werkvorm. Hoe ouder de leeftijdsgroep hoe preciezer en gedetailleerder ze hiermee willen werken. Voor sommigen is het fijn om zich achter het doek te kunnen verbergen, anderen vinden het confronterend om in de schaduw hun eigen lichaamsvormen terug te zien. Verkleden/vervormen is dan een oplossing. Technische aspecten: Dichtbij het doek geeft kleine en scherpe schaduwen, verderaf groter; langzaam bewegen maakt de details goed zichtbaar; altijd voorwerpen gebruiken die de schaduw verbeelden; in profiel maakt mimiek zichtbaar; gebruik de trucjes met verbergen-verschijnen en de magie van schaduwspel waarbij je kunt doen alsof je elkaar raakt, kust, verwondt zolang het in de schaduwen maar klopt. |
|
|
Activiteit |
De handeling |
|
Doelgroep |
Vanaf 8 jaar |
|
Doel |
o (lichamelijke) uitdrukkingsvaardigheid vergroten
o Goed kijken en bewust uitbeelden stimuleren
o Nadenken over (lichamelijke) verhoudingen
|
|
Benodigdheden |
Doek, lichtbron, attributen, 2 schotten naast het doek |
|
Plaats |
Binnen of buiten m.b.v. de zon |
|
Voorbereiding |
Uitleg: Licht de technische mogelijkheden van schimmenspel toe. Deel de groep in twee- of drietallen. Elk groepje kiest één handeling en verzint daaromheen een verhaaltje met begin midden eind. Ze zoeken attributen bij elkaar en proberen alles uit achter het doek. Handelingen die uitdagen zijn: vechten, toveren, opereren, zoenen. |
|
Uitvoering |
De groepjes presenteren om de beurt hun verhaal. Naderhand laten ze zien welke materialen ze hebben gebruikt en het publiek raadt de gekozen handeling. |
|
Variatie |
• Laat groepjes een schaduwspel maken bij een lied
• Speel handschimmenspel.
• Speel met uit karton geknipte figuren. Dit kan ook achter een klein doek op een tafel.
|
|
Drama Werkvorm |
Tableau Vivant / Fotospel |
|
Deze werkvorm is met name geschikt voor beginnende spelers. Het maakt hen bewust van het gebruik van houding en mimiek en het uitvergroten daarvan. Voor bepaalde groepen is het stilstaan een extra uitdaging. |
|
|
Activiteit |
Groepsfoto |
|
Doelgroep |
Vanaf 4 jaar |
|
Doel |
o (lichamelijke) uitdrukkingsvaardigheid vergroten
o Goed kijken en bewust uitbeelden stimuleren
o Inzicht in non verbale communicatie vergroten
|
|
Benodigdheden |
Niets |
|
Plaats |
Op veel plekken mogelijk |
|
Voorbereiding |
Uitleg: Deel de groep in tweeën. Elke groep bereid twee tableaus voor. In de eerste zien we een bepaalde groep mensen, b.v. een groep voetbalsupporters. Op de tweede foto zien we wat er intussen is gebeurd, b.v. er is gescoord. Geef korte overlegtijd. Ze mogen zelf bedenken welke groep mensen ze worden. |
|
Uitvoering |
De eerste groep komt op het speelvlak. De andere is publiek maar kijkt niet. In de eerste tien tellen stellen de spelers zich op in foto 1 (tel hardop van 10 naar 1, de nul is de klik voor de foto). Publiek kijkt, maar reageert nog niet. Dan tien tellen voor opstellen foto 2 terwijl het publiek niet kijkt. Nu mogen de kijkers hun vinger opsteken als ze foto 1 en 2 begrijpen. Bespreek na op wat er te zien was en wat je daardoor weet. |
|
Variatie |
• Geef een thema of welke groep mensen het moet zijn.
• Geef langer voorbereidingstijd.
• Geef de mogelijkheid attributen ed. te gebruiken.
• Laat een andere groep een foto bedenken tussen 1 en 2.
|
|
Drama Werkvorm |
Uitbeeldspel |
|
voor beginnende spelers. Uitbeelden geeft ook de vrijheid om zonder decor en attributen toch te verbeelden dat dat er allemaal is. De allerjongsten kun je in het uitbeelden |
|
|
Activiteit |
Twee stoelen |
|
Doelgroep |
Vanaf 6 jaar |
|
Doel |
o (lichamelijke) Uitdrukkingsvaardigheid vergroten
o Goed kijken en bewust uitbeelden stimuleren
o Inzicht in non verbale communicatie vergroten
|
|
Benodigdheden |
Twee stoelen naast elkaar, los in de ruimte |
|
Plaats |
Op veel plekken mogelijk |
|
Voorbereiding |
Uitleg: Deel de groep in tweetallen. Elk tweetal bedenkt wat de twee stoelen kunnen voorstellen. Speel eventueel een auto als voorbeeld. Daarbij bedenken ze een begin, midden en een eind van een verhaaltje dat ze op/bij/rondom de stoelen kunnen laten zien zodat het publiek begrijpt waar ze zijn en wat er gebeurt. Controleer eventueel of elk tweetal een andere plek heeft gekozen. |
|
Uitvoering |
De tweetallen spelen om de beurt hun scene met de stoelen. Bespreek na wat het publiek zag en welke plek het dus is. Laat ze ook zeggen wat ze leuk vonden aan het uitbeelden. |
|
Variatie |
• Stoelen staan tegenover elkaar
• Tweetal maakt de plek duidelijk voor andere spelers die na kort overleggen er een gebeurtenis uitbeelden.
• Eén speler begint te spelen tot de plek duidelijk is, freezeen vraagt “Wat nu?’. Het publiek doet suggesties voor het vervolg van het verhaal. Net zo lang herhalen tot een verhaaltje is ontstaan.
|
|
Drama Werkvorm |
Afspraakspel |
|
Dit is de meest bekende manier van |
|
|
Activiteit |
Verweggiestan |
|
Doelgroep |
Vanaf 7 jaar |
|
Doel |
o Zich aan (spel)afspraken houden
o Samenspel
o Hanteren van de 5 W’s en het maken van een speelbaar verhaaltje
o Presenteren (o.a. niet met de rug naar het publiek)
o Durf
|
|
Benodigdheden |
(zo mogelijk) decor, attributen, verkleedkleren |
|
Plaats |
Op veel plekken mogelijk |
|
Voorbereiding |
Maak groepjes. Geef de volgende gegevens: het speelt zich af in een ver vreemd land. Er zijn inwoners van dit Verweggiestanen een paar Nederlandse toeristen die de taal niet spreken. De toeristen hebben geen geld meer en komen in de problemen. Laat elk groepje de 5W’s invullen en hun toneelstukje oefenen. |
|
Uitvoering |
Elk groepje speelt hun toneelstukje. Het publiek benoemt de 5 W’s. |
|
Variatie |
• Geef andere onderwerpen of spelgegevens. De variaties zijn eindeloos.
|
|
Drama Werkvorm |
Afspraakspel |
|
Dit is de meest bekende manier van |
|
|
Activiteit |
In de oorlog |
|
Doelgroep |
Schoolkind |
|
Doel |
o Zich aan (spel)afspraken houden
o Samenspel
o Hanteren van de 5 W’s en het maken van een speelbaar verhaaltje
o Presenteren (o.a. niet met de rug naar het publiek)
o Durf
o Verdiepen in het thema …
|
|
Benodigdheden |
(zo mogelijk) decor, attributen, verkleedkleren |
|
Plaats |
Grote ruimte |
|
Voorbereiding |
Maak groepjes. Geef de volgende gegevens: het speelt zich af tijdens de oorlog. Er is een leger die geen Nederlands praat en er zijn toeristen. De toeristen hebben geen geld meer en komen in de problemen. Laat elk groepje de 5W’s invullen en hun toneelstukje oefenen. |
|
Uitvoering |
Elk groepje speelt hun toneelstukje. Het publiek benoemt de 5 W’s. |
|
Variatie |
• Geef andere onderwerpen of spelgegevens. De variaties zijn eindeloos.
|
|
Drama Werkvorm |
Improvisatiespel |
|
Deze werkvorm is voor spelers die meer durven of al ervaring hebben met drama. Een belangrijke spelregel om een toneelspel in improvisatie te laten slagen is dat de spelers elkaars ideeën accepteren. Het is belangrijk om elkaars ideeën niet te blokkeren en steeds ook zelf spelideeën te leveren om het verhaal in het toneelstukje verder te helpen. Daarbij is het belangrijk dat de spelers snel de 5 W’s concreet maken, waarbij geldt ‘wie het eerst concretiseert bepaalt’. Bijvoorbeeld: “Hallo pappa” kun je logischerwijs niet beantwoorden met “Ik ben je pappa niet”. |
|
|
Activiteit |
Aanbelspel |
|
Doelgroep |
Vanaf 7 jaar |
|
Doel |
o In samenspel leren spelideeën geven en accepteren
o Fouten durven maken
|
|
Benodigdheden |
(zo nodig) decor, attributen, verkleedkleren |
|
Plaats |
Speelvlak |
|
Voorbereiding |
Van tevoren krijgen de spelers een opdrachtkaartje met daarop een typetje, bijvoorbeeld stoer, verlegen, dromerig. De spelers oefenen hun typetje. Dit kan door de groep in tweeën te delen en eerst de ene rij bij de andere rij te laten aanbellen en daarna omgekeerd. |
|
Uitvoering |
Het publiek zit in een halve cirkel. Steeds twee spelers, die niet met elkaar geoefend hebben, staan tegenover elkaar voor het publiek. De ene speelt zijn of haar typetje en loop over een denkbeeldig tuinpad naar het midden van het speelvlak en doet of ie aanbelt. De ander loopt dan, op dezelfde manier, naar ‘de deur’. Dan start het spel. De aanbeller komt iets brengen, zeggen of verkopen. De ander probeert op dezelfde manier te reageren, dus hetzelfde typetje te worden. |
|
Variatie |
• De ‘opendoener’ moet het tegenover gestelde typetje worden.
• Op de opdrachtkaartjes staat iets anders, bijvoorbeeld emoties, een dier, celebrity.
|
|
Drama Werkvorm |
Improvisatiespel |
|
Deze werkvorm is voor spelers die meer |
|
|
Activiteit |
Bij de dokter |
|
Doelgroep |
Vanaf 7 jaar |
|
Doel |
o In samenspel leren spelideeën geven en accepteren
o Fouten durven maken
|
|
Benodigdheden |
(zo nodig) decor, attributen, verkleedkleren |
|
Plaats |
Speelvlak |
|
Voorbereiding |
Van tevoren krijgen de spelers een opdrachtkaartje met daarop een typetje, bijvoorbeeld stoer, verlegen, dromerig. De spelers oefenen hun typetje. Dit kan door de groep in tweeën te delen en eerst de ene rij bij de andere rij te laten aanbellen en daarna omgekeerd. |
|
Uitvoering |
Het publiek zit in een halve cirkel. Steeds twee spelers, die niet met elkaar geoefend hebben, staan tegenover elkaar voor het publiek. De ene speelt zijn of haar typetje en loop over een denkbeeldig pad naar het midden van het speelvlak en doet of ie binnenkomt bij de dokter. De ander speelt de dokter en zegt dat de patiënt binnen mag komen. ) Dan start het spel. De patiënt heeft een klacht (hoofdpijn, koorts, een infectie etc. De ander probeert op dezelfde manier te reageren, dus hetzelfde typetje te worden. |
|
Variatie |
- |