Vraag 1:
a. Wat is een waterkringloop
b. vul de cijfers in:
Vraag 2:
Gebruik hierbij de meanderrivier.
a. Wat geeft de pijl in de rivier aan?
b. Leg uit dat de rivier bij A sneller stroomt dan bij B.
c. Zet de woorden erosie en sedimentatie op juist plek. A= .......... B=............
Vraag 3:
Gebruik hierbij de tekst van de middenrijn
a. Waarom is het rivierdal van de rijn hier smaller en dieper?
b. Waarom zijn in dit gebied in de middeleeuwen veel kastelen gebouwd?
Vraag 4:
Waarom vindt er in de benedenloop van een rivier sedimentatie plaats?
Vraag 5: noteer de begrippen en definitie
Begrip: | Definitie: |