In een samengestelde zin (zie het vorige hoofdstuk) heb je meerdere zinnen aan elkaar geplakt. De zin kun je nu verdelen in losse zinnen. Deze zinnen kunnen hoofdzinnen zijn, maar ook bijzinnen. Ik leg je op deze site uit wat een hoofdzin en wat een bijzin is.
Een hoofdzin ziet er over het algemeen zo uit: onderwerp + persoonsvorm (+ andere zinsdelen). Tussen de persoonsvorm en het onderwerp kan niks anders staan.
♦ Hoofdzin: Anna gaat iedere dag hardlopen.
♦ Hoofdzin: Gaat Anna iedere dag hardlopen?
Bijzinnen komen alleen voor in samengestelde zinnen. In de bijzin staan onderwerp en persoonsvorm vaak ver uit elkaar, er passen dus wel andere woorden tussen het onderwerp en de persoonsvorm.
♦ 'Ik heb gehoord, dat Danny een tablet heeft gekocht.'
♦ 'Ik heb gehoord' is de hoofdzin, 'dat Danny een tablet heeft gekocht' is de bijzin.
Je ziet dat in de bijzin het onderwerp (Danny) en de persoonsvorm (heeft) niet naast elkaar staan.
Probeer het woordje 'niet' tussen het onderwerp en de persoonsvorm te plaatsen. Alleen in een bijzin kun je het woordje 'niet' plaatsen tussen het onderwerp en de persoonsvorm.
Bijvoorbeeld: Jan wordt misselijk als Jos eet. Jan NIET wordt misselijk als Jos NIET eet.
Jan NIET wordt misselijk is geen goed Nederlands, dit is dus een hoofdzin. Als Jos NIET eet is een prima zin, dus dit is de bijzin.
Een zin kan bestaan uit twee hoofdzinnen (HZ-HZ): Sofie eet kaas en Kees eet worst.
Een zin kan bestaan uit een hoofdzin en een bijzin (HZ-BZ): Sofie eet haar bord leeg terwijl Kees de afwas doet.
Een zin kan bestaan uit een bijzin en een hoofzin (BZ-HZ): Als Kees de afwas heeft gedaan, gaat Sofie naar huis.
Oefening 1: Hoofdzinnen of hoofdzin-bijzin
Oefening 2: Welk gedeelte is de hoofdzin?