Zinsdelen: Naamwoordelijk gezegde

2. Naamwoordelijk gezegde (NG)

Het naamwoordelijk gezegde, afgekort NG, bestaat uit een werkwoordelijk deel (alle werkwoorden in de zin) en een naamwoordelijk deel. In een naamwoordelijk gezegde staat altijd een koppelwerkwoord. De koppelwerkwoorden zijn: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken en voorkomen.

Het werkwoordelijk deel bestaat uit:

Het naamwoordelijk deel wordt door het koppelwerkwoord aan het onderwerp 'gekoppeld'. Het naamwoordelijk deel zegt namelijk altijd iets over het onderwerp. Je vindt dit door te vragen: Wat is het onderwerp?

 

Je kan een koppelwerkwoord altijd vervangen door een vorm van zijn, worden, blijven.

 

Voorbeeld: Het proefwerk werd een mislukking.

werd een mislukking is het naamwoordelijk gezegde; werd = werkwoordelijk deel en koppelwerkwoord (worden);
een mislukking = naamwoordelijk deel.

Voorbeeld: Mijn moeder is veertig jaar.

is veertig jaar  = naamwoordelijk gezegde
is  = werkwoordelijk deel
veertig jaar = naamwoordelijk deel

Let op! Soms lijkt een werkwoord een koppelwerkwoord, maar is het niet! Het 'koppelt' dan niets aan het onderwerp.

Voorbeeld: Mijn moeder is op haar studeerkamer.

is = werkwoordelijk gezegde
op zijn studerkamer zegt niets over wat voor een moeder het is, maar geeft een plaats aan (BWB).