Taalkundig ontleden

2. Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord

Het persoonlijk voornaamwoord (p.vw.) vinden

Een persoonlijk voornaamwoord (p.vw.) verwijst meestal naar één of meer personen. De meeste persoonlijke voornaamwoorden kennen twee vormen; als onderwerp en als lijdend/meewerkend voorwerp.

Bijvoorbeeld: Hij kan geweldig schaken. Hij is p.vw.
Bijvoorbeeld: Ik heb hem gebeld. Ik en hem zijn p.vw.

Een bijzonderheid: het persoonlijke voornaamwoord ‘het’:

Je hebt het misschien al in het schema zien staan: het lidwoord het. Het woordje het kan namelijk ook voorkomen als persoonlijk voornaamwoord. Dat is het geval als in een zin twee keer hetzelfde onderwerp genoemd wordt. Hieronder een paar voorbeeldzinnen:

Het paard heeft honger. Het eet haver."  1e Het: lw (bij het zn paard). 2e Het: p.vw. (hier is het zonder zn gebruikt).

Nog een voorbeeld:

Het regent." Het wordt hier zelfstandig gebruikt, het heeft namelijk geen zelfstandig naamwoord erachter staan. Ook hier is het geen lidwoord, maar een persoonlijk voornaamwoord.

Oefeningen:

a. meerkeuzevragen
b. meerkeuzevragen
c. Vervang de namen door een persoonlijk voornaamwoord

Het bezittelijk voornaamwoord (bez.vw.) vinden

Een bezittelijk voornaamwoord geeft een bezit aan.

Voorbeeld: mijn boek, jullie auto, onze club.

In alle voorbeelden hierboven zie je dat het bezittelijk voornaamwoord vóór een zelfstandig naamwoord staat. Het kan echter ook ‘op zichzelf’ staan.

Van wie is dat boek? Dat is het mijne.
Van wie zijn die tassen? Dat zijn de onze.

Oefeningen:

d. meerkeuzevragen
e. Welk woord is het b.vw.?
f.  Benoem de b.vw.

 

g. b.vw., p.vw. of zn?
h. b.vw. of p.vw.?
i.  b.vw. of p.vw.?
j.  b.vw. of p.vw.?

k. p.vnw, b.vnw., aanw.vnw. of vr.vnw.?