Verweggistan
Drama Werkvorm |
Afspraakspel |
Dit is de meest bekende manier van |
|
Activiteit |
Verweggiestan |
Doelgroep |
Vanaf 7 jaar |
Doel |
|
Benodigdheden |
(zo mogelijk) decor, attributen, verkleedkleren |
Plaats |
Op veel plekken mogelijk |
Voorbereiding |
Maak groepjes. Geef de volgende gegevens: het speelt zich af in een ver vreemd land. Er zijn inwoners van dit Verweggiestan en een paar Nederlandse toeristen die de taal niet spreken. De toeristen hebben geen geld meer en komen in de problemen. Laat elk groepje de 5W’s invullen en hun toneelstukje oefenen. |
Uitvoering |
Elk groepje speelt hun toneelstukje. Het publiek benoemt de 5 W’s. |
Variatie |
|
Het zieknhuis ( zelf bedacht )
Drama Werkvorm |
Afspraakspel |
Dit is de meest bekende manier van |
|
Activiteit |
In het ziekenhuis |
Doelgroep |
Vanaf 8 jaar |
Doel |
|
Benodigdheden |
(zo mogelijk) decor, attributen, verkleedkleren |
Plaats |
op veel plekken mogelijk |
Voorbereiding |
Maak groepjes. Geef de volgende gegevens: het verhaal speelt zich af in een ziekenhuis. Er komen een aantal patiënten binnen en dokters weten plotseling niet meer wat ze moeten doen en komen in de problemen. Laat elk groepje de 5 W’s invullen en hun toneelstukje oefenen. Een extra uitdaging is om de dokters en patiënten een fantasietaal te laten spreken.
|
Uitvoering |
Elk groepje laat hun toneelstukje zien, en aan het eind vertellen de kinderen wat ze er van vonden en raden de 5W’s
|
Variatie |
|
De handeling
Drama Werkvorm |
(Levend) Schimmenspel |
Dit is voor veel doelgroepen een |
|
Activiteit |
De handeling |
Doelgroep |
Vanaf 8 jaar |
Doel |
|
Benodigdheden |
Doek, lichtbron, attributen, 2 schotten naast het doek |
Plaats |
Binnen of buiten m.b.v. de zon |
Voorbereiding |
Uitleg: Licht de technische mogelijkheden van schimmenspel toe. Deel de groep in twee- of drietallen. Elk groepje kiest één handeling en verzint daaromheen een verhaaltje met begin midden eind. Ze zoeken attributen bij elkaar en proberen alles uit achter het doek. Handelingen die uitdagen zijn: vechten, toveren, opereren, zoenen. |
Uitvoering |
De groepjes presenteren om de beurt hun verhaal. Naderhand laten ze zien welke materialen ze hebben gebruikt en het publiek raadt de gekozen handeling. |
Variatie |
|
Twee stoelen
Drama Werkvorm |
Uitbeeldspel |
Deze werkvorm is met name geschikt De allerjongsten kun je in het uitbeelden |
|
Activiteit |
Twee stoelen |
Doelgroep |
Vanaf 6 jaar |
Doel |
|
Benodigdheden |
Twee stoelen naast elkaar, los in de ruimte |
Plaats |
Op veel plekken mogelijk |
Voorbereiding |
Uitleg: Deel de groep in tweetallen. Elk tweetal bedenkt wat de twee stoelen kunnen voorstellen. Speel eventueel een auto als voorbeeld. Daarbij bedenken ze een begin, midden en een eind van een verhaaltje dat ze op/bij/rondom de stoelen kunnen laten zien zodat het publiek begrijpt waar ze zijn en wat er gebeurt. Controleer eventueel of elk tweetal een andere plek heeft gekozen. |
Uitvoering |
De tweetallen spelen om de beurt hun scene met de stoelen. Bespreek na wat het publiek zag en welke plek het dus is. Laat ze ook zeggen wat ze leuk vonden aan het uitbeelden. |
Variatie |
|
Aanbelspel
Drama Werkvorm |
Improvisatiespel |
Deze werkvorm is voor spelers die meer durven of al ervaring hebben met drama. Een belangrijke spelregel om een toneelspel in improvisatie te laten slagen is dat de spelers elkaars ideeën accepteren. Het is belangrijk om elkaars ideeën niet te blokkeren en steeds ook zelf spelideeën te leveren om het verhaal in het toneelstukje verder te helpen. Daarbij is het belangrijk dat de spelers snel de 5 W’s concreet maken, waarbij geldt ‘wie het eerst concretiseert bepaalt’. Bijvoorbeeld: “Hallo pappa” kun je logischerwijs niet beantwoorden met “Ik ben je pappa niet”. |
|
Activiteit |
Aanbelspel |
Doelgroep |
Vanaf 7 jaar |
Doel |
|
Benodigdheden |
(zo nodig) decor, attributen, verkleedkleren |
Plaats |
Speelvlak |
Voorbereiding |
Van tevoren krijgen de spelers een opdrachtkaartje met daarop een typetje, bijvoorbeeld stoer, verlegen, dromerig. De spelers oefenen hun typetje. Dit kan door de groep in tweeën te delen en eerst de ene rij bij de andere rij te laten aanbellen en daarna omgekeerd. |
Uitvoering |
Het publiek zit in een halve cirkel. Steeds twee spelers, die niet met elkaar geoefend hebben, staan tegenover elkaar voor het publiek. De ene speelt zijn of haar typetje en loop over een denkbeeldig tuinpad naar het midden van het speelvlak en doet of ie aanbelt. De ander loopt dan, op dezelfde manier, naar ‘de deur’. Dan start het spel. De aanbeller komt iets brengen, zeggen of verkopen. De ander probeert op dezelfde manier te reageren, dus hetzelfde typetje te worden. |
Variatie |
|
improvisatiespel
Drama Werkvorm |
Improvisatiespel |
Deze werkvorm is voor spelers die meer |
|
Activiteit |
meespelen |
Doelgroep |
Vanaf 7 jaar |
Doel |
|
Benodigdheden |
(zo nodig) decor, attributen, verkleedkleren |
Plaats |
Speelvlak |
Voorbereiding |
In tweetallen word er besproken wat voor typetje ze willen spelen en wat ze van elkaar zijn, dit kunnen ze samen voorbereiden en even oefenen op de gang. |
Uitvoering |
Iedereen gaat in een halve cirkel zitten, er word steeds een groepje aangewezen die hun stukje een paar seconden gaan doen. Dan wordt er een ander groepje aangewezen dit met dit spel mee moet spelen. maar wel hun eigen typetjes die ze bedacht hebben. Aan het einde moeten de kinderen zeggen wat het begintal van elkaar was en wat de typetjes waren. En bespreken wat ze uitgevoerd hebben.
|
Variatie |
|
De wachtkamer
Drama Werkvorm |
Inspringspel |
Deze werkvorm is een variatie op improviseren en is bestemd voor spelers die meer durven of al ervaring hebben met drama. |
|
Activiteit |
In de wachtkamer |
Doelgroep |
Vanaf 8 jaar |
Doel |
|
Benodigdheden |
Stoelen/tafels |
Plaats |
Speelvlak |
Voorbereiding |
Iedereen krijgt een kaartje met daarop een tekst wat die persoon is en wat diegene moet doen. Er word 1 iemand aangewezen die gaat beginnen. De nummers 1 moeten altijd beginnen en de nummers 2 moeten inspringen.
|
Uitvoering |
Degene met het kaartje nummer 1 mag beginnen, hij doet wat er op et kaartje staat. De kinderen met nummer 2 hebben ook wat op hun kaartje staan. 1 kind heeft op zijn kaartje het vervolg van de speler die aan het spelen is en moet inspringen.
|
Bijlage |
|
|
1: Je zit in de wachtkamer met een gebroken been en word opgeroepen door de dokter alleen lukt het je niet om bij de deur te komen.
|
|
2: Je bent dokter en helpt de meneer om naar de spreekkamer te komen |
|
1: Je zit in de wachtkamer en loopt de hele tijd te krabben door een allergische reactie. |
|
2: iemand in de wachtkamer zit extreem te krabben, je ergert je hier aan en word boos. En je maakt hem duidelijk dat die op moet houden. |
|
1: je zit in de wachtkamer en moet overgeven |
|
2: iemand moet overgeven en jij moet het opruimen en dit vind je niet leuk
|
|
1: je zit een tijdschrift te lezen |
|
2: je ziet iemand het tijdschrift lezen die jij ook wil lezen, dus je besluit het tijdschrift af te pakken. |
Opdrachtkaartjes |
1: Je zit in de wachtkamer en moet heel hard huilen van de pijn in je buik. |
Opdrachtkaartjes |
2: iemand in de wachtkamer zit te huilen en jij gaat hem troosten |
Opdrachtkaartjes |
1: je bent heel erg agressief en haalt alles in de wachtkamer ondersteboven
|
Opdrachtkaartjes |
2: je bent een beveiliger en moet de agressieve patiënt verwijderen uit de wachtkamer |
Opdrachtkaartjes |
1: je zit in de wachtkamer en valt in slaap, dan word je telefoon gestolen |
Opdrachtkaartjes |
2: je ziet dat iemand in slaapt valt en probeert diegene zijn telefoon te stelen. |
Opdrachtkaartjes
|
1: je loopt de achtkamer in en valt flauw
|
Opdrachtkaartjes |
2: je bent dokter en probeert iemand die is flauwgevallen weer bij bewust zijn te brengen |