Muziek maken met baby's: Liedjes variatie
Activiteit |
Babyliedjes zingen/opzegversjes opzeggen. Voorbeeld:
Gekregen opdracht tijdens de les muziek: (ga op zoek naar liedjes die je nog niet kent). |
Doelgroep |
Baby’s |
Doel |
Contact maken met de baby, de baby laten luisteren naar je stem. Het helpt om luister- en concentratievermogen te verhogen.
Het kan structuur helpen geven aan de dag (bijvoorbeeld liedjes zingen voor het slapen gaan).
Op latere leeftijd: Liedjes zingen ondersteunt taalontwikkeling, taalvaardigheid en het vergroten van de woordenschat. Ritme, rijm, melodie en intonatie vormen de basis van taal. Bij muziek hoort bewegen: klappen of dansen (motorische ontwikkeling), een kringdansje of een spelletje (sociale ontwikkeling). |
Benodigdheden |
Babyliedjes/opzegversjes. |
Plaats |
-
|
Voorbereiding |
Zoek de tekst op en leer het liedje/opzegversje uit je hoofd.
|
Uitvoering |
Zing het liedje of zeg het opzegversje op. Maak (oog) contact met de baby. Gebruik mimiek, varieer in toonhoogte en dynamiek met je stem en gebruik eventueel ondersteunende gebaren/overige lichaamstaal. |
Variatie |
Tekstvariatie; “poesje mauw” wordt “hondje waf”. Variatie in uitvoering: verander je stem/mimiek/overige lichaamshouding en gebaren.
|
Hier 5 liedjes uitgewerkt voor de baby
Activiteit |
Liedjes zingen met baby’s |
Doelgroep |
Baby’s |
Doel |
Amuseren, aanleren. Een baby onthoud woorden en melodieën mits te eenvoudig zijn, daarom is het verstandig veel te zingen met baby’s. Ook is uit onderzoek gebleken dat baby’s die veel met muziek in aanraking zijn geweest een grotere kans hebben op muzikaliteit in hun latere leeftijden |
Benodigdheden |
Stem en eventueel papiertje of boekje met tekst |
Plaats |
Binnen, buiten |
Voorbereiding |
Liedjes uitkiezen, vervormen, eventuele instrumenten klaarleggen |
Uitvoering |
Zing de liedjes op de groep of gezellig buiten. Het is leuke voor de kinderen als je er een makkelijk en vrolijk instrument bij gebuikt zoals een tambourijn |
Variatie |
1 Poesje mauw (mauwt) Kom eens gauw Ik heb lekkere melk voor jou (hand naast je hoofd van lekker) En voor mij Rijstebrei Ooh wat heerlijk smullen wij (hand naast je hoofd van lekker)
2 Visje visje in het water (handen als een vis) Visje visje in de kom (vis in de kom) Visje visje kan niet praten (schud nee) Visje visje draai je om (omspringen)
3 Op een grote paddenstoel (doet een groot gebaar) Rood met witte stippen Zat kabouter spillebeen (wiebel benen) Heen en weer te wippen (heen en weer wiebelen) Krak zei toen de paddenstoel Met een dikke zucht (zucht) Allebeide beentjes Holpa in de lucht (benen omhoog)
4 Er gaat een treintje naar dromeland (Tududu) Achter het stuur zit een olifant (doet olifant gebaar) Ga maar lekker slapen Dan ben je morgen blij (doet blij gebaar) Tjoeke tjoeke tjoeke (doet trein gebaar) Treintje is voorbij
5 In de maane schijen (doet maan gebaar) In de maane schijn Klom ik op een trapje naar het raamkozijn (trappetje) Maar je raaad het niet (schud nee) Maar je raaad het niet (schud nee) Zo doet een vogel (vogel) En zo doet de vis (vis) Zo doet een duizendpoot die schoenenpoester is (poetst schoenen) En dat is 1 (doet 1) En dat is 2 (doet 2) En dat is dikke dikke dikke tante kee (doet dik) En dit is recht (lange armen) En dit is krom (buigt armen) En nu draaien we het wieltje nog eens om (rom bom)
|