belastingen (inkomstenbelasting)

Inkomstenbelasting

De berekening van het belastingbedrag is een soort “eindcontrole” over het afgelopen jaar. De belastingbetaler berekent namelijk hoeveel (inkomsten)belasting hij het afgelopen jaar had moeten betalen …… en vergelijkt dit met het bedrag dat maandelijks op zijn salaris werd ingehouden (loonbelasting).

Een eventueel verschil tussen reeds betaalde belasting en het uiteindelijk belastingbedrag wordt verrekend. Als blijkt dat er afgelopen jaar te veel van je bruto salaris is ingehouden, krijg je geld terug. Als blijkt dat er te weinig is ingehouden, moet je alsnog het verschil betalen.
De rest van dit deel zal enkel gaan over de “eindcontrole”-berekening.

 
 

Berekening IB

 

Bij het berekenen van de inkomstenbelasting wordt rekening gehouden met verschillende inkomenssoorten. Verschillende inkomenssoorten worden verschillend belast. Hiervoor zijn drie “boxen” verzonnen.

BOX 1- inkomen uit arbeid en woning

In deze box wordt de belasting berekend over het brutoloon en eventuele andere arbeidsinkomsten. 
Bovendien moeten huiseigenaren een bedrag bij hun inkomen optellen dat afhankelijk is van de waarde van hun huis (het huurwaardeforfait). Doordat de eigenwoningbezitter het huurwaardeforfait bij zijn inkomen moet optellen, nemen zijn inkomsten toe en moet hij meer belasting betalen.
Daarnaast biedt de belastingdienst ook bedragen (zoals de hypotheekrente en beroepskosten) die van het inkomen mogen worden afgetrokken. Door deze zogenaamde aftrekposten wordt je inkomen (kunstmatig) lager, waardoor je uiteindelijk minder belasting hoeft te betalen.

Een en ander valt als volgt samen te vatten:

Totale bruto inkomsten
+ huurwaardeforfait
– aftrekposten                    
Belastbare inkomen
Brutoloon + overige inkomsten

zoals hypotheekrente
inkomen waarover uiteindelijk m.b.v. schijven het belastingbedrag wordt berekend (dit bedrag stelt verder niets voor – het is slechts een tussenantwoord in een berekening)

 
 
Over het belastbare inkomen wordt met behulp van een progressief schijventarief berekend hoeveel belasting iemand verschuldigd is in box 1.

 

2011 belastbaar inkomen percentage opmerking
schijf 1
schijf 2
schijf 3
schijf 4
€ 0 – € 18.628
€ 18.628 – € 33.436
€ 33.436 – € 55.694
€ 55.694 – rest
33%
41,95%
42,00%
52,00%
sociale premies en belasting
sociale premies en belasting
belasting
belasting
 
 
Voor de berekening van het belastingbedrag wordt het inkomen in stukken (schijven) geknipt. Elk stuk heeft zijn eigen belastingpercentage.
Het is dus NIET zo dat wanneer je inkomen in de derde schijf komt, over je hele inkomen 42% belasting wordt berekent. Alleen dát deel dat in de derde schijf valt, wordt met 42% belast. De rest wordt belast met 33% of met 41,95%.
 
belbern1
 
 

BOX 2- inkomen uit aanmerkelijk belang

Wanneer iemand meer dan 5% aandelen heeft in een BV, wordt in box 2 hierover belasting berekend. Deze box zal in opgave (waarschijnlijk) nooit voorkomen.

BOX 3- inkomen uit vermogen

Vermogen (spaarrekeningen, bezit van aandelen, enz.) levert inkomen op (bijvoorbeeld rente en dividend). Om die reden wordt vermogen ook belast.
Hiervoor geldt echter een afwijkende berekening.

De belastingdienst gaat ervan uit dat iedereen een (fictief) rendement van 4% op zijn vermogen van dat jaar behaalt. Deze 4% ziet de belastingdienst als inkomen en belast dit inkomen met 30% belasting.
Op deze wijze betaalt men dus (30% van 4%) 1,2% belasting over het vermogen. Dit vermogen wordt gemeten op 1 januari van het belastingjaar.
In deze box geldt echter wel dat de eerste € 20.661 vermogen is vrijgesteld van belasting. Mensen met een beperkt bedrag op de spaarrekening hoeven daardoor geen belasting te betalen in box 3. 

Heffingskortingen

Wanneer in de drie afzonderlijke boxen de verschillende belastingbedragen zijn berekend, worden deze bij elkaar opgeteld.
Vervolgens mag van dit totale belastingbedrag enkele zogenaamde heffingskortingen worden afgetrokken. Deze heffingskortingen worden van het belastingbedrag af gehaald: het is een belastingkorting.
Er is bijvoorbeeld een algemene heffingkorting (voor iedereen) en  een arbeidskorting (voor iedereen met een baan).

 
 

Een rekenvoorbeeld

 

Dhr. de Vries, alleenstaand, had een inkomen uit arbeid van € 45.378. 
Het totaal van zijn aftrekposten bedroeg € 4.538. 
Op een spaarrekening met een saldo van € 13.613, ontving hij € 408 rente. Zijn aandelen waren in het begin van het jaar € 24.957 waard. Hij ontving daarover € 1135 dividend.

We berekenen het totaal te betalen belastingbedrag als volgt:

Stap 1: eerst het arbeidsinkomen in box 1

  Bruto loon
– Aftrekposten 
  Belastbare inkomen
  belasting schijf 1
  over 
  belasting schijf 2
  over 
  belasting schijf 3
€     45.378
          4.538
€     40.840
        18.628
€     22.212
        14.808
€      7.404
         7.404
  0   

 

· 0,33   =

· 0,4195   =

· 0,42       =
belasting  box 1

 
 
€  6.147

    6.212

    3.109
€ 15.468

Stap 2: dan de belasting uit box 3

  aandelen
– spaarrekening                       
  totale vermogen
– vrijgesteld van belasting         
Belastbaar vermogen
€    24.957
        13.613
€    38.570
       20.661
€    17.909

Fictief rendement: 4% van 17.909 = € 716
Belasting in box 3 wordt dan € 215 (30% over rendement)

Stap 3: de totaalstaat

   Belasting in box 1
+ Belasting in box 3
   Totale belasting
–  Arbeidskorting 
–  Algemene heffingskorting
   Te betalen belasting
€  15.468
          215
€  15.683
1.574
       1.987
€  12.122
 
 

Samenvatting Inkomstenbelasting (2011)

 
?
box 1
box 2
box 3
Welk inkomen wordt belast?
inkomen uit woning en werk, zoals:
  • loon uit dienstverband
  • inkomen uit overige werkzaamheden, bijv. freelance opdrachten
  • inkomen uit alimentatie
  • eigen woning forfait
inkomen uit aanmerkelijk belang.
 
Een aanmerkelijk belang ontstaat als een belastingplichtige ten minste 5% van het aandelenkapitaal van een vennootschap of coöperatie bezit.
inkomen uit sparen en beleggen
tarief 2009
€ 0 – € 18.628
33%*
€ 18.628 – € 33.436
41,95%*
€ 33.436 – € 55.694
42,00%
boven de € 55.694
52,00%
25%
30% over een vast rendement van 4% van het vermogen op 1 januari
(vrijgesteld vermogen van € 20.616 per persoon + 2.762 per minderjarig kind).
aftrekposten
  • reisaftrek openbaar vervoer
  • fietsaftrek
  • hypotheekrente en andere aftrekposten
  • lijfrentepremies
  • verrekenbare verliezen uit werk en woning
  • aftrekbare kosten
  • verrekenbare verliezen uit aanmerkelijk belang
Geen
Heffingskortingen voor personen jonger dan 65 jaar
algemene heffingskorting € 1.987
arbeidskorting (max.) € 1574 (inkomens- en leeftijdsafhankelijk)
alleenstaande-ouderkorting € 931
jonggehandicaptenkorting € 696

* Voor personen van 65 jaar en ouder gelden gedeeltelijk andere bedragen.

 
 

De progressieve belasting van box 1

 

Om de belasting in box 1 te berekenen voor iemand met een totaal inkomen van € 60.000 en een belastbaar bedrag van € 45.000:

Wat we in deze figuur duidelijk kunnen zien is de progressie in de belastingheffing: naarmate het inkomen stijgt wordt een groter deel van dat inkomen belast. Dat is duidelijk te zien aan de oplopende percentages van de belastingschijven.

Gemiddelde belastingdruk

Bij het berekenen van de gemiddelde belastingdruk wordt het totale belastingbedrag gelijkmatig verdeeld over het totale inkomen.
Indien de gemiddelde belastingdruk 25% bedraagt, is de conclusie dat van elke euro die verdiend wordt er 25 cent naar de belastingdienst gaat.

In bovenstaand voorbeeld wordt dat dus: 

Marginale belastingdruk

onderstaande berekeningen en afbeeldingen zijn gebaseerd op verouderde belastingschijven en percentages!

Stel je baas komt met een voorstel:
Je moet elke dag een uur meer gaan werken en krijgt er per maand € 500,- bij.

Dat klinkt leuk, maar die € 500,- zijn bruto….. er gaat dus nog belasting vanaf.
Bij het nemen van een beslissing wil je de extra inspanning vergelijken met wat je meer kunt gaan besteden (netto dus over houdt).

Met behulp van het begrip marginale belasting kun je dit probleem oplossen.
Je moet je dan afvragen: als ik € 1,- meer ga verdienen, hoeveel procent belasting moet ik dan over die ene euro betalen?

Dit is weer het beste te illustreren met behulp van een tekening:

 
Persoon A heeft een hoog inkomen
(een belastbare som van € 50.000).

 

Persoon B heeft een laag inkomen 
(een belastbare som van € 15.000).

Beide personen krijgen hetzelfde voorstel, waardoor hun bruto inkomen met € 500,- zal toenemen.

 
 
Dit stijgen van het bruto inkomen is in de figuur terug te vinden in de vorm van de gele verlening van de inkomens…. 
we zien nu door door de progressie in de belasting persoon A (hoge inkomen) 60% van de € 500,- zal kwijt raken,
terwijl persoon B (lage inkomen) slechts 37,05% van de € 500,- zal moeten afdragen aan de belastingdienst.

 

Voor persoon A geldt een marginaal tarief van 60%.
Voor persoon B geldt een marginaal belastingtarief van 37,05%.

 
 
 

Aftrekposten

Wat voor extra inkomen geldt, geldt ook voor aftrekposten!
Wanneer personen A en B beiden € 500,- van hun inkomen mogen aftrekken, zal persoon A hierdoor € 300,- (60% van 500) minder belasting betalen. Voor persoon B zal dezelfde aftrekpost maar € 185,25 (37,05% van 500) belastingvoordeel opleveren.

Door het oplopen van de belastingpercentages in de schijven hebben hogere inkomens dus méér voordeel van eenzelfde aftrekpost dan lagere inkomens!