VWO stof
Phillipscurve (korte termijn)
De Phillipscurve is een curve die in een economie de korte-termijnrelatie tussen inflatie en werkloosheid weergeeft. Simpel gesteld zou er sprake zijn van een correlatie tussen een lage werkloosheid en een hoge inflatie.
De curve is genoemd naar de Nieuw-Zeelandse econoom William Phillips die deze relatie als eerste onderzocht. De oorspronkelijke Phillipscurve laat zien dat er een inverse relatie tussen de nominale lonen en de werkloosheid zou bestaan. De curve is belangrijk om een aantal ontwikkelingen in de economie te kunnen begrijpen, waaronder de conjunctuurcyclus. De theorie is in de jaren 1970 onderuit gehaald door monetaristen als Milton Friedman en aanhangers van de theorie van de rationele verwachtingen, zoals Robert Lucas.
Hoewel er een inderdaad een korte termijn afruil tussen werkloosheid en inflatie bestaat, is deze correlatie op de lange termijn niet waargenomen.[1] Heden ten dage wordt de Phillips-curve dan ook als te simplistisch gezien. De werkloosheidsvoet is intussen als voorspeller van de inflatie afgelost door meer accurate voorspellers, die gebaseerd zijn op de omloopsnelheid van geld en aanbodmaatregelen zoals de MZM ("money zero maturity") omloopsnelheid,[2] die op korte-, maar niet op lange termijn onder invloed staan van de werkloosheid.
NAIRU (lange termijn)
NAIRU (Non Accelerating Inflation Rate of Unemployment) toont, volgens Milton Friedman, de evenwichtswerkloosheid aan in de Keynesiaanse denkwijze in de macro-economie. Om dit aan te tonen wordt gebruikgemaakt van het reële loon en de machtspositie van de werknemers bij een lage werkloosheid, ervan uitgaande dat de arbeidsproductiviteit constant is.
Wanneer bij lage werkloosheid werknemers een hoger loon eisen van de werkgevers, zullen deze de productie verminderen en de vraag naar arbeid verlagen. De werkloosheid neemt toe. Hierdoor krijgen werknemers minder macht en zullen de looneisen naar beneden worden bijgesteld. Het reële loon daalt en de inflatie stijgt. Dit vergroot de vraag van de bedrijven naar arbeid en de werkloosheid slinkt weer. Hiermee stijgt het reële loon en daalt de inflatie. Hierdoor zal de werkloosheid naar een bepaald percentage gaan, waarbij de inflatie stabiel blijft.
de 'non-accelerating inflationary rate of unemployment is het werkloosheidspercentage waarbij een economie nog kan groeien zonder dat de inflatie begint op te lopen. In de VS werd de nairu traditioneel op 5,5% geschat. Dat lijkt overigens een nogal hoog werkloosheidspercentage. Het gaat daarbij om structuurwerkloosheid , zoals frictiewerkloosheid, seizoenswerkloosheid, werkloosheid van minder geschikten, werkloosheid ten gevolge van te weinig creatie van arbeidsplaatsen en dergelijke. Tegenwoordig wordt vaak gehoord dat de nairu lager is en dat een economie bij 3-3,5% werkloosheid nog kan groeien zonder inflatie. Dit zou een gevolg zijn van factoren als:
In de praktijk is er veel kritiek op NAIRU. In Scandinavië is er een sterk gereguleerde arbeidsmarkt, wat een positief effect heeft op het loon. De evenwichtswerkloosheid zou volgens NAIRU hoger moeten zijn om het effect van een hoger loon te compenseren met een gelijke inflatie. Toch heeft Scandinavië een zeer lage werkloosheid.