Neem de vraagfunctie naar worteltjes: Qv = -1,5p + 40
Deze functie bestaat uit twee delen (aangegeven met verschillende kleuren):
Deel 1: -1,5p bepaalt hoe stijl de lijn loopt: hoe groter de (absolute waarde van de) factor voor p , hoe vlakker de lijn loopt |
||
Originele vraagfunctie | De factor wordt groter (-5) | De factor wordt kleiner (-1) |
Qv = -1,5p + 40 | In dit geval worden consumenten gevoeliger voor een prijsverandering: de vraag reageert nu sterker op “p” | In dit geval worden consumenten minder gevoelig voor prijsveranderingen: de vraag reageert minder op “p” |
![]() |
![]() |
![]() |
DUS: wanneer de factor voor de p verandert, zal de helling van de lijn veranderen!
Deel 2: 40 is een getalsmatige samenvatting van alle andere (dan p) factoren die invloed hebben op de vraag: de ceteris-paribus voorwaarden. |
||
Originele vraagfunctie | De factor wordt groter (50) | De factor wordt kleiner (30) |
Qv = -1,5p + 40 | Dit kan bijvoorbeeld veroorzaakt worden doordat het aantal consumenten is toegenomen, waardoor bij eenzelfde prijs meer gevraagd wordt dan voorheen. | Dit kan bijvoorbeeld veroorzaakt worden door een daling van het inkomen, waardoor bij eenzelfde prijs minder gekocht wordt dan voorheen. |
![]() |
![]() |
![]() |
DUS: wanneer één van de ceteris-paribus voorwaarden verandert, verandert de constante en verschuift de lijn evenwijdig naar links of naar rechts. Ter herinnering, de ceteris paribusvoorwaarden waren:
Wanneer de prijs van het product zélf verandert, blijft de lijn natuurlijk gewoon liggen. Deze lijn geeft namelijk voor alle mogelijke prijzen weer hoeveel er dan gevraagd wordt.
Afhankelijk van de prijs bevind je je op een bepaald punt op de lijn. Verandert de prijs, ga je naar een ander punt op dezelfde lijn. We spreken dan van een verschuiving langs de lijn.