Kosten en opbrengsten

 

 

 

Geen concurrentie. Wat gebeurt er met de vraag als ik de prijs verander? Weinig (dus stijl)

 

Veel concurrentie. Er gebeurt heel veel met de vraag als ik p verander

 

Volkomen concurrentie. Prijs verandert niet!

 

Van links naar rechts heeft de consument steeds minder mogelijkheden om over te stappen bij een prijsverandering. Dit is in de grafiek weergegeven: de rode lijn geeft een identieke prijsverlaging weer, de blauwe lijn laat zien hoeveel extra afzet een producent hierdoor kan verwachten.

Bij volkomen concurrentie is de producent te klein om invloed op de prijs te kunnen hebben;
Bij monopolistische concurrentie zijn er veel alternatieven, zodat er heel veel klanten overstappen (ondanks kleine verschillen tussen de producten) als een producent zijn prijs verlaagt;
Bij een oligopolie is het aantal alternatieven beperkt en zijn mensen vaak iets merkvaster, zodat de reactie op een prijsverlaging beperkter is;
Bij een monopolie is er geen (goed) alternatief. Het is het enige product. De consument kan alleen overstappen naar een substitutiegoed , wat meestal niet aantrekkelijk is. De reactie op een prijsverlaging (of verhoging) zal in dit geval het kleinst zijn.

Opbrengsten bij een monopolie

De producent kan zelf de prijs bepalen. De consumenten bepalen hoeveel producten zij bij deze prijs zullen afnemen. Het is voor de producent dus belangrijk om te weten hoe consumenten reageren op de hoogte van de prijs (de collectieve vraagfunctie).

De collectieve vraag naar het product, bepaalt voor deze producent zijn afzetmogelijkheden.

 

Voor de marginale opbrengst geldt dat deze altijd twee keer zo snel daalt dan de GO-lijn, zodat de MO-lijn altijd halverwege de horizontale as snijdt (t.o.v. de GO).
Dus als de GO-lijn bij een hoeveelheid van 20 miljoen producten 0 bedraagt, zal de MO-lijn bij 10 miljoen producten 0 bedragen.

 

 

 

 

 

Afkortingen

 

QV =   gevraagde hoeveelheid

 

QA =   aangeboden hoeveelheid

 

P =     verkoopprijs

 

Q =     hoeveelheid = productie = eenheid = Afzet

 

QV = gevraagde hoeveelheid

 

QA = aangeboden hoeveelheid

 

Ev=    Elsasticiteit van de vraag

 

Y=      Inkomen

 

Ey=    Elasticiteit van het inkomen

 

TO=    Totale opbrengst

 

CK=    Constante kosten

 

VK=    Variabele kosten

 

TK =   Totale kosten

 

TW=   Totale winst

 

GTK = Gemiddelde totale kosten

 

GVK = gemiddelde variabele kosten = MK

 

GCK = Gemiddelde constante kosten

 

Formules

 

Prijselasticiteit :                                                  

 

% verandering Gevraagde hoeveelheid                         

  % verandering Prijs    

 

Inkomenselasticiteit:

 

% verandering Gevraagde hoeveelheid                         

  % verandering inkomen

 

% verandering  = (Nieuw – oud) / oud * 100

 

 

Nieuw

Oud

% verandering

QV

 

 

 

Prijs

 

 

 

 

 

TO = P * QV

 

TK = CK + VK

 

TW = TO – TK ( VOLLEDIGE CONCURRENTIE)

 

Break even afzet = TO = TK of TO-TK = 0

 

Break even omzet = Break even afzet * verkoopprijs

 

MO = MK = maximale winst ( MONOPOLIE)

 

QV = QA = evenwichtshoeveelheid en evenwichtsprijs

 

Producenten surplus: verschil tussen verkoopbereidheid en marktprijs

 

Consumentensurplus: verschil tussen betalingsbereidheid en marktprijs

 

 
 

 

 

 

 

Opbrengsten Kosten.ppt

Marginale kosten en opbrengsten.ppt