Inhoud deel 1 Inhoud deel 2
1. Schaarste en Ruil 2. Markten 3. Ruilen over de tijd 4. Samenwerken en onderhandelen
|
5. Risico en informatie 6. Welvaart en groei 7. Conjunctuur
|
Vraag en aanbod
1. Marktevenwicht (evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid) dat ontstaat als vraag en aanbod aan elkaar gelijk zijn
2. Omzet ( prijs * hoeveelheid) en winst (TO – TK)
3. Factoren waardoor de vraag- en/of aanbodcurve kunnen veranderen;
4. Effecten van substitutie en complementariteit van goederen op het koopgedrag van consumenten;
5. Het verband tussen de aard van normale, inferieure en luxe goederen en de hoogte van de prijselasticiteit en/of de inkomenselasticiteit; *(kruislingse elasticiteit/segmentelasticiteit)
6. Maximale totale winst als zijnde een situatie waarin de marginale kosten en de marginale opbrengsten aan elkaar gelijk zijn;
7. De onderverdeling van totale kosten in vaste kosten en variabele kosten (progressief en degressief); 8. Het break even punt (totale opbrengsten = totale kosten) als belangrijk omslagpunt bij de afweging om wel of niet toe te treden tot een markt. 9. Marktvormen (mon conc, oligopolie, monopolie, volk conc) 10. Prijsdiscriminatie 11. Verschuiving van collectieve lijnen als gevolg van een heffing of subsidie 12. maximale winst berekenen aan de hand van de afgeleide. 13. De allocatie (Adam Smith) 14. De gemiddelde kosten (GTK,GVK en GCK) 15. O&O en R&D (kostencurve)
Welvaart en economische politiek
16. Consumentensurplus en producentensurplus (welvaartsverlies tekenen/berekenen) 17. Ingrijpen van de overheid met minimumprijzen en maximumprijzen 18. Effecten van octrooien en patenten op de markt 19. het pareto optimum 20. Directe en indirecte belastingen 21. Afwenteling (accijns/subsidies) 22. Handelsliberalisatie (protectie / vrijhandel, autarkie) 23. Harberger driehoek (deadweigh loss) 24. Maatschappelijk optimale hoeveelheid
Gezinnen ruilen over de tijd
24. De levensloop van gezinnen (sparen, investeren en schulden opbouwen) 25. Prijs van sparen en lenen (rente) (financiële gevolgen, argumentatie sparen/lenen) 26. Nominale en reële cijfers (rente als de prijs voor uitstel consumptie) 27. Invloed van inflatie op sparen en lenen 28. Intertemporele ruil (budgetlijn)
De overheid ruilt over de tijd
29. Staatsschuld, uitgestelde belastingheffing. Vermogensmarkt 30. Pensioenvoorziening. Omslagstelsel en kapitaaldekkingsstelsel
Ondernemingen ruilen over de tijd
31. Balans en resultatenrekening. Stroomgrootheid en voorraadgrootheid
Samenwerken en onderhandelen
32. Gevangenendilemma, dominante strategie, nash evenwicht,zelfbinding (meervoudig evenwicht) 33. Positieve en negatieve externe effecten, individuele en collectieve goederen 34. Meeliftgedrag, collectieve dwang en het nut ervan (contracten) 35. Collectieve dwang, cao 36. Verzonken kosten, verzekeringen en voorzieningen 37. Aandelen en obligaties 38. Maatschappelijk optimum (private en maatschappelijke kosten) 39. extrene effecten kunnen arceren. 40. Theorema van Coase 41. herhaalde spellen, langetermijnrelaties 42. verschil simultane en sequentiële beslissingen/spellen (beslisboom tekenen) 43. het berovingsprobleem
Risico, verzekeren en beleggen
44. Risico-aversgedrag en de wijze waarop risico-aversgedrag een rol speelt bij de keuze voor het afsluiten van een verzekering; averechtse selectie 45. Solidariteit bij verzekeren en op welke wijze er sprake is van solidariteit die risico’s kan verkleinen; (verplichten solidariteit, premies) 46. Motieven om bepaalde verzekeringen wel of niet verplicht voor te schrijven eigen risico dat verzekeraars invoeren om zodoende averechtse selectie en/of moral hazard (risico op moreel wangedrag) te beperken; 47. Symmetrische en asymmetrische informatie 48. Beleggingen met een hoog en een laag risico 49. Obligaties en aandelen 50. verband rentestand en een koersverandering van aandelen/obligaties. 51. Ondernemingsvormen en aantrekken vreemd vermogen 52. Principaal- agentrelaties 53. Framing 54. contante waarde obligaties berekenen. Emissiekoers berekenen 55. Privatisering en liberalisering 56. samenhang tussen markten
Welvaart
57. BBP, NNI en toegevoegde waarde 58. Nationale rekeningen (gezinnen, ondernemingen, overheid en buitenland) 59. De ec kringloop 60. Lorenz curve (personele inkomensverdeling) 61. Inkomstenbelasting en het schijventarief 62. Nivelleren en denivelleren 63. Progressief, proportioneel en degressief 64. Gewogen en ongewogen indexcijfers, marginale tarieven, heffingskortingen. 65. Gini-coëfficiënt
Groei
66. Productiefactoren 67. Arbeidsproductiviteit 68. Convergentie en divergentie 69. Categoriale inkomensverdeling ( AIQ)
Conjunctuur
70. Prijsrigiditeit (korte termijn) 71. Flexibele prijzen (lange termijn), loon/prijs spiraal 72. Verkeersvergelijking van Fisher 73. Laag en hoogconjunctuur . verschil conjunctuur en structuur. 74. Welvaartsvast en waardevast 75. Wisselkoers (prijs van valuta) (devaluatie en revaluatie) 76. Betalingsbalans (lopende rekening en kapitaalrekening) 77. CPI 78. Conjunctuurindicatoren 79. Anticyclische en procyclische conjunctuurbeleid 80. Ingebouwde stabilisatoren 81. Rol Centrale bank (inflatie), rente als instrument 82. Geldillusie 83. Zevende,flexibele en vaste wisselkoersen (spilkoers, pariteit, bandbreedte) 84. De conjunctuurklok 85. Neutraliteit van geld 86. Philips curve en de NAIRU
* Vetgedrukt is alleen voor VWO |