Extra VWO stof

Elasticiteit

Elasticiteiten worden bij het vak economie gebruikt om de sterkte tussen twee procentuele veranderingen aan te geven.

Indien het inkomen van een consument met 4% stijgt en hij gaat daardoor 8% meer kopen van een bepaald product, dan is zijn (procentuele) reactie precies 2x zo groot als de procentuele oorzaak (de inkomensstijging).
Deze uitkomst “2” noemen we de (inkomens)elasticiteit.

Als door een 2% prijsstijging van CocaCola de vraag met 3% daalt, dan is de (procentuele) reactie -1,5x zo groot als de procentuele oorzaak (de prijsstijging).
Deze “-1,5” noemen we de prijselasticiteit van de vraag.

Formule elasticiteit:

http://www.economielokaal.nl/nprijselasticiteit/

 
De elasticiteit (E) is dus de vermenigvuldigingsfactor tussen twee procentuele(%) veranderingen (Δ): oorzaak en gevolg.

 

 
 

Bij het vak economie worden een aantal van deze relaties behandeld:

elasticiteit_overz

 

In dit eerste deel van elasticiteiten wordt steeds gesproken van een verandering, waardoor een procentuele veranderingen kan worden uitgerekend. We spreken in zo’n geval van een segment-elasticiteit.

Wanneer er geen verandering genoemd is, kan tóch een elasticiteit worden berekend; namelijk met behulp van een puntelasticiteit. Deze uitleg vindt je in het tweede deel van elasticiteiten. Het is daarbij noodzakelijk dat je kunt differentiëren (eerste afgeleide bepalen).

We zullen hier het ‘verschil’ tussen segment- en puntelasticiteit bespreken met behulp van de prijselasticiteit van de vraag.

Prijselasticiteit van de vraag — Epv

Bij de prijselasticiteit van de vraag gaat het om de mate waarin de vraag naar een product reageert op een prijsverandering van dat product.
let op dat het daarbij steeds om relatieve – dus procentuele – veranderingen gaat!

We kunnen vooraf al constateren dat er een negatief verband is tussen de prijs van een product en de vraag naar een product, immers:  als de prijs van een product daalt, zal de vraag naar het product stijgen (en andersom).
De prijselasticiteit van de vraag (maatstaf voor dat verband) zal dus ook negatief zijn!

Segmentelasticiteit
wanneer er (in de opgave) een verandering wordt beschreven

Gegevens:
Qv = -5P + 400
In eerste instantie is de prijs € 60,-. De vraag is dan 100.
De producent verlaagt zijn prijs naar € 50,-. Daardoor stijgt de vraag naar 150 stuks.

In dit geval is een verandering beschreven: de prijs gaat van 60 naar 50 euro en de vraag reageert daarop.
We spreken in zo’n geval van een segment-elasticiteit omdat we ons op de vraaglijn van het ene punt (A) naar het andere punt (B) verplaatsen, over een segement (stukje) van de vraaglijn.

qv-5p400_1

Formule segmentelasticiteit:

 

 
 

Berekening:

De prijs gaat van 60 naar 50. Dat is -16,67%
De vraag gaat van 100 naar 150. Dat is +50%

De prijselasticiteit bedraagt dus  -3.
We spreken dan van een relatief elastische vraag.

 
Puntelasticiteit
wanneer er (in de opgave) sprake is van een vaste situatie
 
Gegevens:
Qv = -5P + 400
In de uitgangssituatie geldt dat:
P = 30, waardoor Qv = 250

In dit geval is er sprake van een vaste situatie. Prijs en vraag zijn gegeven en veranderen niet.
We spreken in zo’n geval van een puntelasticiteit omdat we ons op de vraaglijn in één punt (C) bevinden. 

qv-5p400_2

 

Formule puntelasticiteit:

 

 

 
 

LET OP
Het eerste deel van deze formule:    is geen breuk. 

Het is een notatiewijze die omschrijft dat je de vraagfunctie moet differentiëren naar de variabele p.

Het tweede deel:       is wél een breuk!

 
 

 

Berekening:

De prijselasticiteit is dan:

 
 
 
 

Elk punt op de lijn een andere elasticiteit

 

 

qv-5p400_3
 

De vraagfunctie is een eerstegraads functie (rechte lijn). Overal op de lijn zal een prijsdaling van € 1,- leiden tot een vraagstijging van 5 stuks. De absolute verhouding tussen prijs en vraag is constant.

Bij elasticiteiten kijken we echter niet naar absolute veranderingen, maar naar relatieve (=procentuele) veranderingen. 
Een prijsdaling van € 1,- in punt A (ten opzichte van € 60,-) relatief minder is dan eenzelfde prijsdaling van € 1,- in punt D (ten opzichte van € 10,-). 
Hierdoor zal eenzelfde absolute verandering op verschillende punten van de lijn een andere elasticiteit opleveren!

 
 

 

Reken maar na. De (punt)elasticiteit: 
in punt A bedraagt -3;
in punt B -1,67;
in punt C  -0,6 en
in punt D -0,14.

Aan de berekende waarde van een elasticiteit kunnen vervolgens conclusies worden verbonden. Het maakt daarbij natuurlijk niet uit of je deze waarde hebt bepaald met behulp van een segment- of met behulp van een puntelasticiteit.
Zo zien we aan Epv = -0,2 dat de vraag relatief inelastisch reageert op een prijsverandering.
Of weten we dat E=2,3 erop wijst dat het hier om een luxe product gaat.

 
 

Onderstaande afbeeldingen geven deze conclusies weer. Bekijk de afzonderlijke onderdelen voor verdere uitleg.

Prijselasticiteit van de vraag — Epv

  segmentelasticiteit puntelasticiteit
 Prijselasticiteit getallenlijn
 
 

Kruislingse elasticiteit — Ek

  segmentelasticiteit puntelasticiteit
 Kruiselingse elasticiteit getallenlijn  

 
 

Inkomenselasticiteit — Ei

  segmentelasticiteit puntelasticiteit
 Inkomenselasticiteit getallenlijn