De berekening van het belastingbedrag is een soort “eindcontrole” over het afgelopen jaar. De belastingbetaler berekent namelijk hoeveel (inkomsten)belasting hij het afgelopen jaar had moeten betalen …… en vergelijkt dit met het bedrag dat maandelijks op zijn salaris werd ingehouden (loonbelasting).
Een eventueel verschil tussen reeds betaalde belasting en het uiteindelijk belastingbedrag wordt verrekend. Als blijkt dat er afgelopen jaar te veel van je bruto salaris is ingehouden, krijg je geld terug. Als blijkt dat er te weinig is ingehouden, moet je alsnog het verschil betalen.
De rest van dit deel zal enkel gaan over de “eindcontrole”-berekening.
Bij het berekenen van de inkomstenbelasting wordt rekening gehouden met verschillende inkomenssoorten. Verschillende inkomenssoorten worden verschillend belast. Hiervoor zijn drie “boxen” verzonnen.
In deze box wordt de belasting berekend over het brutoloon en eventuele andere arbeidsinkomsten.
Bovendien moeten huiseigenaren een bedrag bij hun inkomen optellen dat afhankelijk is van de waarde van hun huis (het huurwaardeforfait). Doordat de eigenwoningbezitter het huurwaardeforfait bij zijn inkomen moet optellen, nemen zijn inkomsten toe en moet hij meer belasting betalen.
Daarnaast biedt de belastingdienst ook bedragen (zoals de hypotheekrente en beroepskosten) die van het inkomen mogen worden afgetrokken. Door deze zogenaamde aftrekposten wordt je inkomen (kunstmatig) lager, waardoor je uiteindelijk minder belasting hoeft te betalen.
Een en ander valt als volgt samen te vatten:
Totale bruto inkomsten + huurwaardeforfait – aftrekposten Belastbare inkomen |
Brutoloon + overige inkomsten
zoals hypotheekrente |
2011 | belastbaar inkomen | percentage | opmerking |
schijf 1 schijf 2 schijf 3 schijf 4 |
€ 0 – € 18.628 € 18.628 – € 33.436 € 33.436 – € 55.694 € 55.694 – rest |
33% 41,95% 42,00% 52,00% |
sociale premies en belasting sociale premies en belasting belasting belasting |
Wanneer iemand meer dan 5% aandelen heeft in een BV, wordt in box 2 hierover belasting berekend. Deze box zal in opgave (waarschijnlijk) nooit voorkomen.
Vermogen (spaarrekeningen, bezit van aandelen, enz.) levert inkomen op (bijvoorbeeld rente en dividend). Om die reden wordt vermogen ook belast.
Hiervoor geldt echter een afwijkende berekening.
De belastingdienst gaat ervan uit dat iedereen een (fictief) rendement van 4% op zijn vermogen van dat jaar behaalt. Deze 4% ziet de belastingdienst als inkomen en belast dit inkomen met 30% belasting.
Op deze wijze betaalt men dus (30% van 4%) 1,2% belasting over het vermogen. Dit vermogen wordt gemeten op 1 januari van het belastingjaar.
In deze box geldt echter wel dat de eerste € 20.661 vermogen is vrijgesteld van belasting. Mensen met een beperkt bedrag op de spaarrekening hoeven daardoor geen belasting te betalen in box 3.
Wanneer in de drie afzonderlijke boxen de verschillende belastingbedragen zijn berekend, worden deze bij elkaar opgeteld.
Vervolgens mag van dit totale belastingbedrag enkele zogenaamde heffingskortingen worden afgetrokken. Deze heffingskortingen worden van het belastingbedrag af gehaald: het is een belastingkorting.
Er is bijvoorbeeld een algemene heffingkorting (voor iedereen) en een arbeidskorting (voor iedereen met een baan).
Dhr. de Vries, alleenstaand, had een inkomen uit arbeid van € 45.378.
Het totaal van zijn aftrekposten bedroeg € 4.538.
Op een spaarrekening met een saldo van € 13.613, ontving hij € 408 rente. Zijn aandelen waren in het begin van het jaar € 24.957 waard. Hij ontving daarover € 1135 dividend.
We berekenen het totaal te betalen belastingbedrag als volgt:
Stap 1: eerst het arbeidsinkomen in box 1
Bruto loon – Aftrekposten Belastbare inkomen belasting schijf 1 over belasting schijf 2 over belasting schijf 3 |
€ 45.378 4.538 € 40.840 18.628 € 22.212 14.808 € 7.404 7.404 0 |
· 0,33 = · 0,4195 = · 0,42 = |
6.212 3.109 |
Stap 2: dan de belasting uit box 3
aandelen – spaarrekening totale vermogen – vrijgesteld van belasting Belastbaar vermogen |
€ 24.957 13.613 € 38.570 20.661 € 17.909 |
Fictief rendement: 4% van 17.909 = € 716
Belasting in box 3 wordt dan € 215 (30% over rendement)
Stap 3: de totaalstaat
Belasting in box 1 + Belasting in box 3 Totale belasting – Arbeidskorting – Algemene heffingskorting Te betalen belasting |
€ 15.468 215 € 15.683 1.574 1.987 € 12.122 |
?
|
box 1
|
box 2
|
box 3
|
||||||||
Welk inkomen wordt belast?
|
inkomen uit woning en werk, zoals:
|
inkomen uit aanmerkelijk belang.
Een aanmerkelijk belang ontstaat als een belastingplichtige ten minste 5% van het aandelenkapitaal van een vennootschap of coöperatie bezit.
|
inkomen uit sparen en beleggen
|
||||||||
tarief 2009
|
|
25%
|
30% over een vast rendement van 4% van het vermogen op 1 januari
(vrijgesteld vermogen van € 20.616 per persoon + 2.762 per minderjarig kind). |
||||||||
aftrekposten
|
|
|
Geen
|
||||||||
Heffingskortingen voor personen jonger dan 65 jaar
algemene heffingskorting € 1.987
arbeidskorting (max.) € 1574 (inkomens- en leeftijdsafhankelijk)
alleenstaande-ouderkorting € 931
jonggehandicaptenkorting € 696
|
* Voor personen van 65 jaar en ouder gelden gedeeltelijk andere bedragen.
Om de belasting in box 1 te berekenen voor iemand met een totaal inkomen van € 60.000 en een belastbaar bedrag van € 45.000:
Wat we in deze figuur duidelijk kunnen zien is de progressie in de belastingheffing: naarmate het inkomen stijgt wordt een groter deel van dat inkomen belast. Dat is duidelijk te zien aan de oplopende percentages van de belastingschijven.
Bij het berekenen van de gemiddelde belastingdruk wordt het totale belastingbedrag gelijkmatig verdeeld over het totale inkomen.
Indien de gemiddelde belastingdruk 25% bedraagt, is de conclusie dat van elke euro die verdiend wordt er 25 cent naar de belastingdienst gaat.
In bovenstaand voorbeeld wordt dat dus:
onderstaande berekeningen en afbeeldingen zijn gebaseerd op verouderde belastingschijven en percentages!
Stel je baas komt met een voorstel:
Je moet elke dag een uur meer gaan werken en krijgt er per maand € 500,- bij.
Dat klinkt leuk, maar die € 500,- zijn bruto….. er gaat dus nog belasting vanaf.
Bij het nemen van een beslissing wil je de extra inspanning vergelijken met wat je meer kunt gaan besteden (netto dus over houdt).
Met behulp van het begrip marginale belasting kun je dit probleem oplossen.
Je moet je dan afvragen: als ik € 1,- meer ga verdienen, hoeveel procent belasting moet ik dan over die ene euro betalen?
Dit is weer het beste te illustreren met behulp van een tekening:
Persoon B heeft een laag inkomen
(een belastbare som van € 15.000).
Beide personen krijgen hetzelfde voorstel, waardoor hun bruto inkomen met € 500,- zal toenemen.
Voor persoon A geldt een marginaal tarief van 60%.
Voor persoon B geldt een marginaal belastingtarief van 37,05%.
Wat voor extra inkomen geldt, geldt ook voor aftrekposten!
Wanneer personen A en B beiden € 500,- van hun inkomen mogen aftrekken, zal persoon A hierdoor € 300,- (60% van 500) minder belasting betalen. Voor persoon B zal dezelfde aftrekpost maar € 185,25 (37,05% van 500) belastingvoordeel opleveren.
Door het oplopen van de belastingpercentages in de schijven hebben hogere inkomens dus méér voordeel van eenzelfde aftrekpost dan lagere inkomens!