Stap1

Revolutiejaar 1848

 

Ga naar de Kennisbank. Bestudeer eerst het onderdeel 'Liberalisme' en vervolgens de eerste pagina van het onderdeel 'Revolutiejaar 1848': 


Liberalisme

Het Liberalisme is een (politieke) stroming. Het heeft als uitgangspund de vrijheid van de mens. Dit betekend dat liberalen vinden dat de overheid zo min mogelijk moet ingrijpen in de economie en het maatschappelijk leven. De liberalen wouden voorkomen dat er teveel macht en welvaart bij een klein groepje mensen zou komen te liggen.

 

Revolutiejaar 1848

In 1848 volgde Willem II zijn vader op. Hij bleef het land op dezelfde manier regeren. dat veranderde in 1848. Toen braken in heel Europa opstanden uit tegen de regeringen. Overal eisten de burgers meer vrijheid en meer inspraak in het bestuur. In Frankrijk werd zelfs de koning afgezet.

 
Koning Willem II was bang dat het Nederlandse volk ook tegen hem in opstand zou komen. Hij liet een commissie een nieuwe grondwet maken. De commissie werd geleid door het Tweede Kamerlid Thorbecke.
 
Liberaal Johan Rudolf Thorbecke schreef in 1848 een nieuwe grondwet.
 

Meer over het revolutiejaar 1848 lees je op volgende pagina van Wikipedia:
nl.wikipedia.org/wiki/Revolutiejaar_1848
 

Naast het Liberalisme zijn er ook nog andere (politieke) stromingen:

Het conservatisme: Politieke stroming die streeft naar het behoud van traditie en normen en waarden.

Zoals we net hebben gelezen was het liberalisme in de tweede helft van de negentiende eeuw vooral gericht op verandering (de mens moest meer vrijheid krijgen en de overheid moest beperkt worden in haar macht). Bij het conservatisme ligt dat anders. Deze stroming wil juist zo weinig mogelijk verandering. Iemand die conservatief is wil alles bij het oude behouden. 

 

Het socialisme:

Het Socialisme gaat uit van een sterk overheidsingrijpen om sociale en maatschappelijke problemen op te lossen en dan vooral problemen die ontstaan zijn door een oneerlijke verhouding tussen arm en rijk. Het socialisme is een beweging die zich inzette voor een beter leven voor de arbeiders. Socialisten vonden dat ook arme mensen recht hadden op een goed leven. Bezit moest worden afgeschaft. Grond, fabrieken en machines (de productiemiddelen) zouden van iedereen zijn. 

Sommige socialisten dachten dat dit doel alleen te bereiken was door een revolutie. Andere socialisten wilden de veranderingen via het parlement voor elkaar krijgen. Overal in Europa richtten zij politieke partijen op. In Nederland heette die oartij de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP). Deze partij eiste kortere werkdagen, hogere lonen en een verbod op kinderarbeid.

Om de leef en werkomstandigheden te verbeteren, kwamen er sociale wetten. De eerste was de kinderwet (1974), die kinderarbeid in fabrieken beperkte. in 1889 werd de Arbeidswet aangenomen. Deze wet bepaalde dat kinderen van 12 tot 15 jaar en vrouwen maximaal elf uur per dag mochten werken.

 

Beantwoord de volgende vragen.

 

 

Bespreek de antwoorden op de vragen met een klasgenoot.