Als je wilt vertellen dat iets al gebeurd is, dan gebruik je een voltooid deelwoord in een zin. Voltooid betekent dat iets af is. Er gebeurt daarna niets meer.
Ik heb gelachen
| Ik lach. Ik heb gelachen |
→ → |
Ik ben aan het lachen. Ik ben niet meer aan het lachen. |
|
|
|
Een voltooid deelwoord eindigt op -en, -t of -d |
Bij sterke werkwoorden eindigt een voltooid deelwoord meestal op -en.
Bij zwakke werkwoorden eindigt een voltooid deelwoord eindigt altijd op een -t of -d.
-en, -t of -d?
| Sterke werkwoorden | |
| helpen zingen bevriezen verzinnen ontwerpen |
geholpen gezongen bevroren verzonnen ontworpen |
| Zwakke werkwoorden | |
| werken bedanken vertellen ontwikkelen herkauwen |
gewerkt bedankt verteld ontwikkeld herkauwd |
Bij zwakke werkwoorden zet je in de verleden tijd -te of -de achter de ik-vorm.
Zet je -te achter het woord, dan krijgt het voltooid deelwoord ook een -t.
Bijvoorbeeld: maken - maakte - gemaakt
Zet je -de achter het woord, dan krijgt het voltooid deelwoord ook een -d.
Bijvoorbeeld: leren - leerde - geleerd
't kofschip of kofschiptaxi is een ezelsbruggetje
1. Je neemt het hele werkwoord, bijvoorbeeld maken
2. Je haalt er -en vanaf, mak
3. staat de laatste letter in kofschiptaxi? -k, JA
dan schrijf je het voltooid deelwoord met een -t op het eind. gemaakt
Nog een keer met het werkwoord leren
1. leren
2. ler
3. staat de laatste letter in kofschiptaxi? r, NEE
dan schrijf je het voltooid deelwoord met een -d op het eind. geleerd
|
|
|
Bij een voltooid deelwoord hoort altijd een hulpwerkwoord |
Bij een voltooid deelwoord staat altijd een een vorm van het hulpwerkwoord hebben of zijn in de zin.
Het hulpwerkwoord is het woord dat verandert als je de zin in een andere tijd zet.
De persoonsvorm dus!
Voorbeeldzinnen
|
Tom heeft zijn klasgenoten gezocht. |
volt.dw. gezocht |
Oefening A: Vul het voltooid deelwoord in
Oefening B: Vul het voltooid deelwoord in
Oefening C: Vul het voltooid deelwoord in