De meeste zelfstandige naamwoorden hebben in het meervoud -en
► stoel - stoelen ► boek - boeken
► bord - borden ► schrift - schriften
Als een woord een korte klank heeft en eindigt op één medeklinker, krijgt het in het meervoud twee medeklinkers
► tas - tassen ► pen - pennen
► les - lessen ► zus - zussen
► wond – wonden ► bank – banken
Er zijn enkele uitzonderingen
► dag - dagen ► dak - daken
► weg - wegen ► slot - sloten
Als een woord een lange klank heeft (twee dezelfde klinkers) en eindigt op één medeklinker, krijgt het in het meervoud één klinker, en één medeklinker
► naam - namen ► been - benen
► potlood - potloden ►baan - banen
► brief – brieven ► muis – muizen
Oefening A
Om te beginnen
Oefening B
Met de regels
Sommige zelfstandige naamwoorden hebben in het meervoud -ën
► slee - sleeën ► theorie - theorieën
► idee - ideeën ► drie - drieën
Je schrijft –n en een trema erbij als de klemtoon er niet op valt: bacteriën, poriën en oliën.
► kolonie - koloniën ► ruzie - ruziën
Bij meervoudsvormen plaats je een trema bij woorden die eindigen op -ie of -ee, als de klemtoon op de laatste lettergreep valt of als het woord uit één lettergreep bestaat:
* genie - genieën * fee - feeën
* industrie - industrieën * slee - sleeën
In de andere gevallen schrijf je de uitgang -n. Je schrijft een trema om een verkeerde uitspraak te voorkomen.
* bacterie - bateriën * porie - poriën
Ook plaats je een trema als je twee klinkers verkeerd kunt uitspreken.
Voorbeeld:
officiële, maar : officieel
diëtiste, maar: dieet
Bij beantwoorden schrijf je dus geen trema, want dit kun je maar op één manier uitspreken.
Uitzonderingen:
museum, petroleum, elektricien, enz. Deze woorden hebben we uit vreemde talen overgenomen en krijgen dus geen trema.