► Een komma staat op de plaats waar je bij het hardop lezen even een rust neemt.
► Tussen twee persoonsvormen zet je een komma. Voorbeeld: Toen ze thuis kwam, zag ze dat de kerstverlichting al brandde.
► Delen van opsommingen zet je tussen komma's. Voorbeeld: Hij kocht andijvie, boerenkool, wortelen, aardappelen en een CD.
Oefening A
Oefening B
► de dubbele punt gebruik je voor een opsomming te introduceren
►de dubbele punt schrijf je als iemand iets zegt, bijvoorbeeld:
Jan zei: "Alle meisjes zijn goed in appeltaart bakken."
Praktijktips
1. Gebruik niet tweemaal in dezelfde zin een dubbele punt.
2. Na een dubbele punt volgt alleen een hoofdletter als iemand iets zegt.
Dubbele aanhalingstekens schrijf je voor en na iets dat door iemand gezegd wordt, bijvoorbeeld:
Els zegt: "Alle jongens kunnen vogelhuisjes van hout bouwen."
Praktijktip:
Je gebruikt de aanhalingstekens niet, bij het gebruik van het woordje dat, zoals bij:
Jan zei, dat alle meisjes goed appeltaart kunnen bakken.
Oefening C: Typ de zin over met leestekens.
Oefening D: Typ de zin over met leestekens.
Oefening E: CambiumNed
Oefening: Alles door elkaar