Welke vaardigheden heb je vorig jaar geleerd?
1. Tijd en Chronologie
Je kunt:
- de tien tijdvakken noemen en in de juiste chronologische volgorde plaatsen.
- de geschiedenis tot en met het jaar 1600 ordenen in de periodes Prehistorie, Oudheid, Middeleeuwen en Vroegmoderne Tijd.
- verschijnselen, ontwikkelingen, gebeurtenissen en personen uit tijdvak 1 t/m 4 in het juiste tijdvak plaatsen.
- de kenmerkende aspecten van tijdvak 1 t/m 4 uitleggen en in het juiste tijdvak plaatsen.
2. Causaliteit
Je kunt:
- de definitie van een oorzaak opschrijven.
- oorzaken herkennen.
- uitleggen dat een gebeurtenis meerdere oorzaken kan hebben.
- de definitie van een gevolg opschrijven.
- gevolgen herkennen.
3. Standplaatsgebondenheid
Je kunt:
- het verschil noemen tussen een feit en een mening.
- een feit en een mening herkennen.
- uitleggen dat een mening niet controleerbaar is.
- uitleggen dat de reactie en het handelen van mensen bepaald wordt door de tijd waarin en de plaats waar mensen leven en hiervan een voorbeeld geven.
4. Bronnen
Je kunt:
- omschrijven wat ongeschreven bronnen en geschreven bronnen zijn en deze herkennen.
- omschrijven wat directe bronnen en indirecte bronnen zijn en deze herkennen.
- uitleggen dat een bron onbetrouwbaar kan zijn, wanneer deze bestaat uit meningen.
- uitleggen waarom een indirecte bron onbetrouwbaarder is dan een directe bron.