In hoofdstuk 1 heb je kennis gemaakt met de 3 'belangrijkste' werkwoorden: de hulpwerkwoorden haben, sein en werden. In dit hoofdstuk komen daar nog andere belangrijke werkwoorden bij: de modale werkwoorden. De vervoeging van deze werkwoorden wijkt af van de werkwoorden in hoofdstuk 2. Ook lijken enkele woorden verdacht veel op Nederlandse, maar hebben ze een andere of meer betekenissen. Bekijk daarom goed de uitleg in de onderstaande video en de dia's in de PowerPoint-presentatie. Zie jij de verschillen?