“De Kerstmannenmuts....” Het verhaal van een dochter.
Mijn moeder en het verpleeghuis.
Mijn moeder had al langere tijd last van vergeetachtigheid en verwardheid. Het was zo droevig om haar daarmee te zien worstelen. Haar hele leven lang was zij een zeer intelligente en zelfverzekerde vrouw geweest. Een dame, eigenlijk. Ze had jarenlang een hoge functie bij een grote bank. Aanzien, zo moet ik het eigenlijk omschrijven, dat is wat ze had. Mijn moeder zag er altijd uit om door een ringetje te halen. Dat heeft ze ons ook geleerd, dat deftige, zeg maar. Het hoorde natuurlijk bij haar functie, omdat ze er representatief uit moest zien. Maar ook als ze die functie niet had gehad zou ze daar veel aandacht aan gegeven hebben. Ik weet niet, het zat in haar, zeg maar. Zo was ze gewoon.
Toen de dementie zich ontwikkelde zagen mijn zus en ik het ook het eerst aan haar manier van kleden. De rok paste niet meer bij de blouse, bijvoorbeeld. En dat viel zo erg op. Ze stemde het niet meer goed op elkaar af. Mama had dit zelf niet meer in de gaten, merkten we. En we wilden haar niet kwetsen door haar ermee te confronteren, dus lieten we het maar zo. Maar verdrietig werden we er wel van.
De dementie gaf al snel veel grotere problemen. Veiligheidsaspecten kwamen in zicht. Ze liet gas branden, deed de badkraan niet meer dicht. Liep zonder jas door de kou. En er is ook geld kwijt geraakt, terwijl ze daar goed mee om kon gaan altijd. We denken dat iemand haar heeft opgelicht. Eten en drinken gingen ook achteruit, mama werd magerder en zorgde niet goed voor zichzelf. Ze kon het allemaal niet meer. Er was hulp nodig. Ondersteuning. Bescherming vooral.
Wij woonden allebei te ver weg, mijn zus en ik, om vaak genoeg bij haar te zijn. Dus was opname in een verpleeghuis het enige alternatief. En dat vonden wij heel moeilijk. We hebben overal goed over nagedacht, maar het was zoals het was. Mama had daar een eigen kamer en dat was wel fijn. Haar mooie meubeltjes, die ook zo wonderlijk mooi bij haar pasten, die had ze nog om zich heen. De verzorgenden waren enorm vriendelijk en begaan met haar. Dat deed ons goed. Maar hoe meer mama achteruit ging en in zichzelf keerde, hoe krommer haar rugje trok, hoe meer zij aan haar lot overgelaten werd. “Ze zit zo in haar eigen wereldje”, zeiden de zusters, “we laten haar maar een beetje”.
Ik vond dat niet fijn, het leek wel alsof ze niet meer mee deed in het geheel van de woongroep. Er niet meer toe deed. Ik drong erop aan dat mama wel aandacht moest blijven krijgen. En ze werd gelukkig, dacht ik toen nog, meegenomen naar de activiteiten. Al kijkt ze alleen maar naar wat er allemaal gedaan wordt, dan heeft ze ook een bezigheid, vond ik. Dan waren haar dagen toch wat gevuld.
Een half jaar later, vlak voor Kerst, werd ik ruw uit m’n droom geholpen. Ik kreeg een envelop van het verpleeghuis door de deur. Er zat een kaart in. Een kerstkaart. Het was een groen stuk karton. Daar had iemand glitters op gelijmd en stickertjes geplakt. Van kerstballen en dennenboompjes. Er stond met stift onder geschreven, in een slordig handschrift: Prettige Feestdagen. De kaart was namens de creatieve activiteitenclub. En als dat nu alles was, ach, dan had ik dat prima gevonden. Maar midden op dat stuk groen karton was een foto geplakt. Een foto van mijn moeder. Haar bril zat scheef, want ze moest schuin omhoog kijken naar de camera. Haar mond was wat viezig, ik denk van de chocola. En ze keek recht in de camera met een bijna radeloze blik. En ik begreep precies waarom: op haar hoofd, tussen haar keurig gekapte zilvergrijze haar, prijkte een grote rode Kerstmannenmuts.....
Mijn moeder met een Kerstmannenmuts. Ik heb zo gehuild....
Opdracht:
Werk de volgende vragen uit in tweetallen:
Als je jouw collega’s bezig had gezien bij het maken van die foto met kerstmannenmuts, wat zou je dan zeggen tegen hen? Schrijf dit woordelijk op. Als je je collega’s hebt uitgelegd dat deze activiteit niet passend is, wat zou je dan voorstellen? Dus: Welke activiteiten zou jij bedenken voor deze mevrouw? En schrijf op waarom. Beschrijf voorbeelden uit je BPV van situaties waarin niet duidelijk was waar de zorgvrager behoefte aan had. Hoe ben je toen te werk gegaan en wat was daarvan de uitkomst? Met welk gedrag van jou, met welke houding, bereik jij de zorgvragers het allerbeste? Hoe ziet het eruit als jij contact maakt met de zorgvragers? Hoe omschrijf je deze houding? Welke 6 woorden zijn in die beschrijving voor jou het meest belangrijk? Pas jij je houding aan op de zorgvrager? Dus doe je het bij meneer Pietersen bijvoorbeeld, anders dan bij mevrouw Klaassen? Hoe noem jij dat verschil? En: hoe noem je dat vermogen van jou, om je aan te passen? Met welke woorden zou jij iemand uit kunnen leggen dat dit moet?
|
Door bovenstaande vragen schriftelijk te verwerken heb je nu veel tekst verzameld, die je nog eens nakijkt.
De woorden die jij het mooist vind, qua klank, belangrijkheid, betekenis of sfeer, die markeer je.
Probeer nu jouw persoonlijke visie op zorg voor dementerenden te verwoorden in een tekst. Als hulpmiddel kun je de door jou gemarkeerde woorden gebruiken.
Schrijf daarna een gedicht waar deze woorden in voor komen.