Het succes van de landbouw maakte de opkomst van steden mogelijk, deze ontstonden bij het vruchtbare gebied Mesopotamië. Door landbouwoverschotten hoefde niet iedereen zich bezig te houden met de productie van voedsel. Mensen gingen zich specialiseerden, er kwamen ambachtelijke beroepen zoals bakkers. Een bakker had geen tijd om manden te vlechten en ruilde zijn brood voor manden. Dicht bij elkaar wonen in de stad werd daarom aantrekkelijker.
Binnen de steden was er een hierarchie, de macht was ongelijk verdeeld. Onderaan de boeren en slaven, daarboven de ambachtslieden, daarboven de ambtenaren, daarboven de priesters en bovenaan de vorst. Mensen geloofden dat de koning of vorst zijn macht had gekregen van de goden. Godsdienst bepaalde het dagelijks leven. De arme klasse van boeren en slaven aanvaardden hun lot omdat ze niet wilden ingaan tegen de wil van de goden. Er waren vele goden. Elk belangrijk onderwerp in het leven van mensen werd beïnvloed door een god. Zo was er een god van de oorlog, van de liefde, van het water, van de oogst, en zo veel meer. In de eerste steden werden tempels gebouwd. Deze vaak imposante bouwwerken speelden een belangrijke rol bij de verering van de goden. De tempeltorens werden naast het vereren van goden gebruikt om de hemel te bestuderen.
Iedereen in de steden moest belasting betalen, om alles goed bij te houden werd alles genoteerd op tabletten van klei. In het begin waren dit nog tekeningetjes, maar deze tekeningen veranderde langzaam maar zeker in het spijkerschrift. De ontwikkeling van het schrift betekende het einde van de prehistorie en het begin van de historie.
Opdracht 14:
Lees paragraaf 1.4 op bladzijde 18 en 19.
Opdracht 15:
Maak in je Word document van deze paragraaf een samenvatting.
Doe dit als volgt:
Stap 1: Je leest een subparagraaf.
Stap 2: Noteer de begrippen uit deze subparagraaf (begrippen zijn de dikgedrukte woorden).
Stap 3: Noteer ook de eventuele belangrijke zaken uit de subparagraaf (zoals jaartallen en zaken/woorden die je opvallen).
Stap 4: Maak een kort verhaaltje van ongeveer 5 regels met daarin de zaken die je bij stap 2 en 3 hebt opgeschreven.
Stap 5: Lees je samenvatting goed door en vergelijk hem met de subparagraaf uit het boek, mis je nog iets voeg dit dan toe.
Stap 6: Maak een kloppend verhaaltje van je samenvatting (het moet geen verhaaltje zijn met gewoon wat zinnetjes achter elkaar die niet eens een verhaal samen vormen).
Stap 7: Ga verder met de volgende subparagraaf en begin dan weer bij stap 1 totdat je alle subparagraven gehad hebt.
Opdracht 16:
Lees de bovenstaande tekst.
Kopieer de driehoek naar je Word document en vul de hierachie van de eerste steden in.
Opdracht 17:
Kopieer dit schema naar je Word document en vul de betekenis van de woorden in.
Ambacht | |
Tempel | |
Priester | |
Spijkerschrift | |
Wetten | |
Ambtenaren | |
Hierarchie |
Opdracht 18:
Geef antwoord in je Word document op de deelvraag:
Hoe leven de mensen in de dorpen en steden?
Gebruik hierbij de volgende woorden:
Boeren - Ambachtslieden - Ambtenaren - Priesters - Hierarchie - Wetten