De systematische naamgeving van verbindingen opgebouwd uit twee niet-matelen.
Geef de naam van het eerste niet-mataal vooraf gegaan door een Grieks telwoord dat aangeeft hoeveel atomen van dat niet-metaal in de formule voorkomen. Bij één atoom wordt het voorvoegsel bij het eerste niet-mataal weggelaten.
Vervolgens geef je de Latijnse naam van het tweede niet-metaal met de uitgang -ide. Ook hier geeft met een Grieks telwoord aan hoeveel atomen van dit niet-metaal aanwezig zijn. Let op: het voorvoegsel mono moet nu wel gebruikt worden!
Latijnse namen met de uitgang -ide:
Cl - chloride
Br - bromide
I - jodide
F - fluoride
O - oxide
N - nitride
S - sulfide
P - fosfide
Voorbeelden:
CO = koolstofmonoxide
CO2 = koolstofdioxide
P2S3 = difosfortrisulfide