Inleiding
Als mensen in de problemen komen, werken hun strategieën om problemen op te lossen niet meer. De situatie vraagt nieuw gedrag van hen, gedrag wat zij tot nu toe nog niet hebben geleerd. De basisstrategieën die hieronder worden besproken zijn door onderzoek uitgeprobeerd en geschikt gebleken.
Er worden twee soorten basisstrategieën besproken:
Strategieën die de cliënt helpen zijn eigen problemen op te lossen.
Strategieën die de jij gebruikt om de cliënt te helpen zichzelf te helpen.
Deze twee strategieën lopen als een rode draad door alle interventies heen.
De cliënt wordt geleerd zijn probleem te accepteren en naar mogelijke oplossingen te zoeken.
Jij bent flexibel in het toepassen van je interventies en hebt aandacht voor het blijvend motiveren van je cliënt.
Hieronder worden de basisstrategieën beschreven. Omdat deze strategieën overal in de praktijk worden toegepast, is het belangrijk ze op de opleiding te oefenen
1. Vergroten van probleemoplossend gedrag.
Hulp wordt niet alleen aangewend om een probleem op te lossen. Belangrijk is ook dat de cliënt een werkwijze wordt aangeleerd waarmee hij in de toekomst zelf zijn problemen kan aanpakken. Zo wordt op je opleiding ook gewerkt, je leert niet alleen, je leert ook leren, zodat je in de toekomst je eigen leerproces kunt uitvoeren.
Cliënten worden als het ware getraind in het methodisch aanpakken van hun problemen. In die training worden vijf stappen gemaakt:
- Problematische situaties worden geaccepteerd, impulsief iets doen of niets doen wordt ontmoedigd
- Situaties en tijden waarop het problematisch gedrag zich voordoet worden nauwkeurig omschreven
- Er wordt een zo groot mogelijk aantal oplossingen bedacht
- Er wordt een oplossing gekozen die voor zoveel mogelijk betrokkenen een optimaal effect heeft
- Er wordt geëvalueerd
Zoals je ziet komt dit model overeen met het model ooien dat je op de opleiding wordt geleerd.
2. Doen toenemen van assertiviteit
Assertiviteit kun je omschrijven als de vaardigheid om je tegenover anderen uit te spreken en op te komen voor je wensen zonder dat je anderen onnodig kwetst. Ook bewust ‘ ja’ zeggen en iets voor anderen over hebben hoort bij assertiviteit.
Veel problemen tussen mensen ontstaan door een ondoelmatige communicatie. Het toepassen van communicatieregels is een sociale vaardigheid die je nodig hebt om je relaties met anderen gezond te houden.
In elke cultuur heersen weer andere regels voor een goede communicatie. In onze cultuur helpt het als je de regels kunt toepassen die hieronder worden beschreven.
- Feedback geven volgens de regels ( zie hiervoor je instructiekaart)
- Niet zeggen: ‘Jij bent niet aardig………….., maar laten weten wat je graag verlangt van de ander
-Concreet in plaats van vaag praten. Bijvoorbeeld niet: ‘ Ik zou willen dat je wat aardiger was’, maar zeggen wat je met aardig bedoelt, bijvoorbeeld dat je een ontbijtje op bed krijgt of dat de ander goedemorgen zegt als hij op zijn werk komt. Doorvragen heeft vaak tot effect dat cliënten meer inzicht en greep krijgen op hun eigen gedachten en gevoelens.
-Niet ‘ waarom’ vragen als je last hebt van het gedrag van een ander. Vragen: ‘Waarom ben je te laat?’ Lokt vaak discussie en strijd uit, terwijl je eigenlijk wilt zeggen dat je er van baalt dat de ander te laat is.
- Iets zeggen in plaats van vragen. Niet bijvoorbeeld vragen: ‘ Heb je er zelf niet aan gedacht dat het mijn verjaardag was en dat ik een bloemetje op prijs stel.’ Liever: ‘Ik ben teleurgesteld dat je mijn verjaardag vergeten bent.’
- Niet het verleden misbruiken. Als je klaagt bij je vriendin omdat je nieuwe relatie je zwaar valt voelt het niet goed als ze zegt: ’ Dan had je maar niet moeten trouwen, je wist waar je aan begon’. Daarmee word je vastgepind op eerder gedrag waarvan je onmogelijk alle consequenties kon voorzien.
- Voor jezelf en niet voor de ander praten. Dus niet zeggen:’ Ik denk dat jij het moeilijk vindt om…………’ of ‘ Het is niet goed voor je om…………………………’ Liever zeggen: ‘Ik vind……….’, of ‘Ik zie je liever…………… doen”
- Geen gedachten lezen. Kijk naar de volgende dialoog. Piet tegen Marie : ‘ Schat je bent ergens boos over, ik zie het’ Marie: ‘ Nee hoor, helemaal niet’. Piet: ‘ Ja dat ben je wel, ik weet toch zeker zelf wel wanneer je boos bent, ik ken je langer dan vandaag’. Piet zou beter kunnen zeggen: ‘ Hoe is het Marie? En vervolgens haar eigen woorden serieus nemen.
- Rechtstreekse taal gebruiken. Dikwijls hoor je mensen zeggen: ‘ Misschien vind ik het wel helemaal niet leuk om mee te gaan’ of ‘ Mogelijk heb ik iets anders in mijn hoofd’. Het is beter rechtstreeks te zeggen wat je vind. Ook is het beter woorden als ‘ iemand ‘ of ‘ men ‘ te gebruiken als je zelf wel een persoon in gedachten hebt. Ook het spreken over jezelf is helderder als je bijvoorbeeld zegt ‘Ik ga vroeg naar bed ‘ in plaats van : ‘ Na een lange dag werken wil je wel vroeg naar bed.’
- Het goede moment afwachten. Als je iets te vertellen hebt wat belangrijk voor je is, bijvoorbeeld als je boos bent of teleurgesteld, wacht dan een goed moment af waarop je dat de ander kunt vertellen in plaats van zonder na te denken je gevoel eruit te knallen.
- Geef jezelf de ruimte je eigen fouten in te zien en als het mogelijk is je spijt te betuigen.
- Dam breedsprakigheid in. Het is geen gek idee om regelmatig pauzes in te lassen in de communicatie.
Voor het leggen en onderhouden van persoonlijke contacten heb je vaardigheden nodig. Emotionele vaardigheden zijn bijvoorbeeld weten wat je wilt, een eigen keuze maken, je bewust zijn van je gevoelens en ze kunnen benoemen en durven experimenteren in.
Sociale vaardigheden zijn bijvoorbeeld een gesprek beginnen, vriendelijk blijven als je geërgerd bent, je bewustzijn van het effect van jou gedrag op anderen en omgangsregels toepassen waar de situatie om vraagt.
Bijna alle cliënten hebben zelf ook last van de effecten van hun probleemgedrag. Het is voor hen dus heel prettig als ze leren zichzelf onder controle te houden, zodat problemen kunnen worden voorkomen. Je kunt bijvoorbeeld leren je neiging om te knijpen of te slaan onder controle te houden en op een andere manier je onvrede uit te drukken.
Cliënten hebben dikwijls zelf al een oorzaak voor hun probleem gevonden. Door het probleem anders te belichten en anders te verwoorden, krijgt het probleem vanzelf een andere structuur. Door dan ook nog de positieve kant van het probleemgedrag te benoemen, krijgt het voor de betrokkenen ook nog eens een andere gevoelslading.
Bijvoorbeeld, een kindje dat gepest wordt werd vroeger al gauw gezien als degene die dat pesten uitlokte. Een nieuwe structuur aanbrengen is bijvoorbeeld ook de pesters te zien als onderdeel van het probleem.
Het kind dat gepest wordt kan over zijn eigen gedrag allerlei ideeën hebben. Hij denkt bijvoorbeeld: ‘ Zie je wel ze mogen me niet en als ik wegloop vinden ze me slap. Het zal mij nooit lukken onder die pesterijen uit te komen ‘. Door hem uit te leggen dat het juist ook moedig kan zijn om gevaar uit de weg te gaan, krijgt zijn gedrag voor hem een positieve betekenis.
7. Flexibel aanpakken van problemen
In de psychologie bestaan veel theorieën over het ontstaan van problemen en hun mogelijke oplossingen. Er bestaan dan ook veel strategieën waarmee cliënten geholpen kunnen worden. Flexibel problemen aanpakken betekent theorieën en strategieën uit allerlei psychologische stromingen gebruiken.
In het voorbeeld van het kindje dat gepest wordt kun je alleen het kindje ondersteunen, maar je kunt ook de klas, de meester, de ouders en het lesmateriaal bij je interventie betrekken.
8. Stimuleren
Stimuleren betekent de cliënt prikkelen en verrassen. De bedoeling is dat de cliënt zin krijgt in zijn proces van probleemoplossing en dat zijn nieuwsgierigheid naar het resultaat toeneemt.
- Psycho-educatie geven wil zeggen dat je uitlegt hoe problemen kunnen ontstaan en dat het mogelijk is problemen op te lossen. Het gevoel dat je begrijpt wat er aan de hand is en dat er manieren zijn om daar iets aan te doen is voor veel cliënten het begin van de oplossing.
- Kleine stapjes nemen in het oplossen van het probleem vergroot succes in het begin.
- Complimenten geven is goed voor het zelfvertrouwen van cliënten.
- Mogelijke oplossingen uitproberen in een rollenspel verrast en spreekt het improvisatievermogen aan.
- Andere technieken dan praten gebruiken zoals bijvoorbeeld tekenen of boetseren, maakt gebruik van andere kwaliteiten van cliënten en biedt hen andere communicatiekanalen.
9. Motiveren
De cliënt moet het gevoel hebben dat het zin heeft aan zijn probleem te werken. Motiveren is een strategie waarbij je de cliënt helpt de zin van het “ werken “ in te zien.
- Hoop op betere tijden uitstralen helpt als de cliënt het moeilijk heeft
- Vertellen dat er voor dergelijke problemen oplossingen bestaan en dat je die samen kunt vinden geeft moed
- Een speciale manier van motiveren is judoachtig motiveren. Het is niet altijd mogelijk samen met cliënten doelen op te stellen. Sommige cliënten weten niet wat ze willen en sommigen willen dat ook niet weten. Zij staan dan nogal twijfelachtig tegenover een oplossing van hun probleem. Dat kan bijvoorbeeld zijn als een oplossing ook een verlies van ander gedrag kan betekenen, waar de cliënt juist voordeel aan beleeft. Een kindje dat niet naar school gaat omdat ze faalangstig is, kan er voordeel aan beleven als de dagen thuis aangenaam verlopen met voorlezen en kopjes thee drinken met moeder. Een oplossing voor de faalangst betekent dan verlies van de gezellige dagen thuis. Ook cliënten die graag met jou in de machtsstrijd gaan, of cliënten die geneigd zijn hun afspraken te vergeten hebben baat bij een judoachtige motivatiestrategie.
Het geven van hoop en complimenten is bij judoachtig motiveren uit den boze.
Er wordt wel psycho-educatie gegeven maar positieve verwachtingen van een oplossing laat je weg.
Het probleem wordt zwaar aangezet en je doet bescheiden over je mogelijkheden om de cliënt te helpen. Intussen zeg je eigenlijk met deze boodschap dat het veel op de motivatie van de cliënt zelf aan zal moeten komen.
- Kritiek op jou vertaal je positief. Bijvoorbeeld als iemand zegt dat hij een zwaar hoofd heeft in jouw bijdrage aan een oplossing zeg je zoiets als: ‘ Dat is een goed teken, je gaat niet zomaar met iemand in zee ‘.