Voorbeeld

 

Oriëntatie en ontwerp worden gericht op drie aspecten van de situatie:

In een rollenspel worden de ontworpen basisstrategieën uitgeprobeerd en geëvalueerd.

 

 

Een concreet voorbeeld

 

Oriënteren

Een student brengt een geschreven casus in.

 

Els schrijft het volgende:

Peter is een jongen van 8 jaar. Hij is erg groot voor zijn leeftijd. Hij leeft met zijn blinde moeder samen. Zijn vader woont niet bij hem. Soms ziet hij zijn vader incidenteel, soms woont zijn vader twee weken achter elkaar bij hem en is dan weer afwezig voor een aantal maanden.

Als Peter binnenkomt , wordt er van hem verwacht dat hij zijn handen wast en aan tafel gaat zitten. Dit gaat allemaal prima. Zodra hij aan tafel zit gaat hij de clown uithangen. Hij kan niet ‘ normaal’ aan tafel zitten. Hij hangt op zijn stoel en staat aan tafel. Elke dag weer vraagt hij hoeveel brood hij mag, terwijl dat in de 3 jaar tijd dat hij er is, nog steeds hetzelfde aantal is. Ik vraag hem een aantal keer om normaal op zijn stoel te gaan zitten. Dit probeert hij dan ook. Na 2 minuten hangt hij weer. Hij praat erg hard en maakt de hele tijd grapjes. De rest van de groep moet erg hard om hem lachen. De groep wordt erg onrustig van hem. Ik geef hem een waarschuwing en zeg: als je je nu niet normaal gedraagt dan kun je in de gang verder je brood opeten. Vervolgens laat hij een boer en gaat rustig door met zijn verhaal. Op dit moment spring ik in en zeg dat hij de ruimte kan verlaten. Hij zegt nee en lacht naar me. Ik waarschuw hem nog een keer. Ik vertel hem dat, als hij nu niet vrijwillig de kamer verlaat ik hem bij zijn arm pak en op de gang zal zetten. Hij doet niks. Ik loop naar hem toe en pak hem bij zijn arm. Hij gaat op de grond liggen en laat zich door mij naar buiten slepen. Vervolgens gaat hij op de gang papieren van de wand scheuren en vernielt hij de hele boel. Als ik met hem probeer te praten, krijg ik geen contact met hem en wil hij mij niet aankijken. Uiteindelijk stuur ik hem naar buiten en zeg hem, dat als hij afgekoeld is hij weer naar binnen mag komen. Soms gaat hij dan naar buiten en soms niet. Als hij terugkomt is hij voor rede vatbaar en is hij rustig. Hij geeft antwoorden met ja, ja,ja ,sorry, is goed. Als hij de volgende keer weer op de NSO komt begint het weer van voren af aan.

 

De groep stelt informatieve vragen die drie belangrijke aspecten van de situatie betreffen:

  1. De werkrelatie
  2. De basisbehoeften van de client
  3. De interventies en basisstrategieën

 

De informatieve ronde levert  punt voor punt de volgende informatie op:

 

  1. De werkrelatie van Els en Peter.

Els kan het beste van alle begeleidsters met Peter overweg. De meeste begeleidsters vinden hem lastig, maar Els mag hem wel. Vooral zijn grapjes en zijn stoere gedrag tegenover de jongens in zijn groep ontroert haar. Soms, als zij samen boodschappen doen, haalt Els met Peter kattekwaad uit. Laatst waren ze bij een copieerwinkel, Els zei: ‘ Vlug, doe even je hoofd op het copieerapparaat, dan krijg je een geinig beeld, dat deed ik vroeger ook.’ Als Els een ander kind maant zijn fiets in het rek te zetten en dat kind is ongehoorzaam, komt Peter voor haar op en zegt bijvoorbeeld: ‘ Ik doe het wel even ‘.Soms komt Peter op de BSO met zijn pyama onder zijn kleren. Els realiseert zich dat hij het niet makkelijk heeft, de zorg voor zijn blinde moeder komt voornamelijk op hem neer en Els vindt dat een te grote last voor hem.

 

  1. De basisbehoeften van Peter.

Plek: Peter voelt zich aardig op zijn plek op de NSO, hij is er vertrouwd en vind het fijn dat er hier wel voor hem gezorgd wordt, in tegenstelling tot thuis, waar hij veel voor zijn moeder moet zorgen.

Voeding: Zijn moeder is dikwijls thuis in paniek, waardoor ze tegen hem schreeuwt en hard tegen hem optreedt. Het lijkt erop dat Peter altijd honger heeft en dat hij niet genoeg heeft aan drie boterhammen.

Hij vraagt ook altijd om nóg een plakje worst en nóg een koekje.

Ondersteuning: Els kan niet veel vertellen over deze basisbehoefte van Peter

Bescherming: Als enig kind, zonder vader, met een moeder die voor een groot deel van zijn zorg afhankelijk is, wordt Peter chronisch overbelast.

Begrenzing: Peter wordt bestraft als hij ongeremd zijn energie uit in het hangen, boeren, grapjes maken en vernielen van de spullen op de gang. Thuis is zijn moeder,door haar handicap niet in staat Peter voldoende te begrenzen. Veel van zijn gedrag ziet zij gewoon niet en omdat ze van zijn zorg afhankelijk is, ziet zij veel onbegrensd gedrag van Peter door de vingers.

 

  1. Interventies en basisstrategieën die Els bij haar begeleiding van Peter gebruikt zijn:

 

Ontwerpen

 

De groep maakt een analyse van de situatie betreffende de drie bovengenoemde aspecten van de situatie.

 

  1. De werkrelatie van Els en Peter.

Er is bij Els genoeg sympathie en medeleven voor Peter. Maar bij de rest van de begeleidsters moet Peter het met minder doen. Haar collega’s laten de begeleiding van Peter vaak aan Els over, omdat zij nu eenmaal het beste met hem om kan gaan. Peter is al dikwijls onderwerp van een kindbespreking geweest. Op zijn beurt is Peter erg op Els gesteld en dat wil hij haar ook graag laten zien. Ook als is hij nog klein, de rol van mannelijke beschermer neemt hij graag op zich. Al met al lijkt het erop dat de relatie goed genoeg is om samen aan gedragsverandering te werken.

 

  1. Over de basisbehoeften van Peter wordt het volgende opgemerkt.

Hij heeft zijn plekje op de NSO wel gevonden, hoewel hij niet bij alle begeleidsters even welkom is. De groep dient vooral als aanvulling op zijn eenzame positie thuis. Hoewel hij genoeg te eten krijgt, wordt zijn behoefte aan voeding meer symbolisch geïnterpreteerd. De hardheid van zijn moeder wordt gezien als  negatieve voeding. Daartegenover kan de NSO zorgen voor een zachte benadering door het bieden van zorg ,genegenheid en complimentjes. Ondersteuning van zijn maatschappelijke ontwikkeling zoals het naar school gaan, vindt Peter bij de NSO. Ondersteuning in zijn zware taak thuis vindt hij hier echter niet, hoewel hij soms, als hij verdrietig is over de situatie wel troost vindt bij Els. Voor een groot gedeelte heeft Peter de taak van zijn vader overgenomen in de zorg voor zijn invalide moeder. Deze taak past niet bij zijn leeftijd en belemmert hem in zijn ontwikkelingstaken zoals het zoeken naar een manlijke identiteit die bij hem past. Hoewel de NSO zich realiseert in wat voor omstandigheden Peter moet opgroeien is zij als voorziening niet in staat hem te beschermen tegen de zware taak die hij heeft. De groep vraagt zich af of de NSO niet nog meer een vluchtheuvel voor Peter moet zijn. Begrenzing van Peter is nodig om hem te leren de eigen energie te kanaliseren en de eigen kracht te leren hanteren. Isoleren, naar buiten slepen en waarschuwen zijn meer inperkende dan begrenzende interventies. Door samen met Peter ‘ geintjes ‘ uit te halen overschrijdt Els de grenzen van haar begeleidersrol, daarmee schept ze verwarring over haar positie. Een duidelijke positie van Els als begeleider versterkt haar ‘nee ‘ en ,maakt haar voor Peter betrouwbaarder.

 

Op grond van bovengenoemde analyse worden de volgende basisstrategieën bedacht om uit te proberen.

 

 

 

Interveniëren

 

Het rollenspel wordt nu gespeeld. Els speelt de rol van Peter, een ander groepslid speelt de rol van Els, een paar anderen groepsleden spelen de rol van kinderen van de NSO en er worden observatoren benoemd.

De ontworpen interventies worden uitgeprobeerd. Het resultaat wordt besproken en geëvalueerd. De basisstrategieën in de bijlage worden er bij genomen en gekeken wordt of er nog andere interventies mogelijk zijn.

Eventueel worden nieuwe interventies uitgeprobeerd.

 

Evalueren

 

De hele casus wordt geëvalueerd. De student formuleert zij leerervaring met betrekking tot de casus en gaat de voorgestelde interventies uitproberen in de praktijk. De medegroepsleden benoemen hun leerervaringen.

Kan Els nu verder met Peter? Els antwoordt dat zij zich nog nooit zo in Peter heeft verdiept. Voor het eerst ziet zij zijn gedrag niet meer als lastig maar als een boodschap waarin een vraag naar tegemoetkoming in zijn basisbehoefte verpakt zit. Zij heeft meer inzicht gekregen in basisbehoeften van kinderen en beseft dat zij met haar interventies daar aan tegemoet kan komen. Els ziet het belang in van een goede werkrelatie met Peter. Als er geen band is kan zij hem niet begeleiden. Zij heeft nu ook meer zicht op het verwarrende van haar optreden. Het ene moment zet zij Peter aan tot kattekwaad, het andere moment gebruikt ze haar gezag om hem te corrigeren. Tenslotte ziet Els in dat het haar verantwoordelijkheid is de situatie zo te sturen dat daarin de voorwaarden voor gedragsverandering van Peter aanwezig zijn.

De meeste groepsleden delen de leerervaringen van Els. De groepsleden adviseren Els om haar ervaringen in haar team in te brengen zodat alle groepsleidsters de kwaliteit van hun begeleiding van Peter kunnen verbeteren.