Inleiding

In 1595 was Cornelis de Houtman de eerste Nederlander die Oost-Indië bereikte. De Nederlanders waren op zoek naar een zeerooute naar dit gedeelte van Azië om ook te profiteren van de hoge winsten in de specerijenhandel. In dit specerijenparadijs groeiden peper en nootmuskaat.

In 1602 werd de VOC opgericht, de eerste multinational van de wereld. Een modern bedrijf, dat aandelen uitgaf om de peperdure reizen naar Oost-Indië te kunnen betalen.

De VOC verkreeg door handelsverdragen en geweld het monopolie (alleenrecht) op de specerijenhandel in Oost-Indië. Vooral de eerste 100 jaar verdiende Nederland veel geld met de specerijenhandel. In de 18e eeuw ging het een stuk minder goed met de VOC en uiteindelijk ging het bedrijf in 1799 failliet.

Na een korte periode van Engelse overheersing in Oost-Indië werd Nederland de baas over dit gebied. De VOC wilde daar alleen geld verdienen. Zij hadden soms kleine stukjes grond veroverd, als dat nodig was om de handel veilig te stellen. Toen de Nederlandse regering het bestuur over dit gebied overnam, veranderde de naam van deze nieuwe kolonie in Nederlands-Indië.

De Nederlanders zouden een kleine anderhalve eeuw de baas zijn in deze gordel van smaragd, die rijk was aan vruchtbare landbouwgrond en grondstoffen.

De geschiedenis van deze periode is gekoppeld aan begrippen als cultuurstelsel, ethische politiek, opkomend nationalisme, Jappenkampen, politionele acties dekolonisatie en onafhankelijkheid.

Nog steeds zien wij ijn Nederland de invloed van deze periode in onze samenleving: patatje pinda, Patty Brard, Pasar Malam, nasi goreng, de RMS, Giovanni van Bronckhorst en tienduizenden andere mensen met Indisch bloed. 

In dit hoofdstuk gaan wij de nu ruim 400 jaar durende relatie tussen Indonesie en Nederland bestuderen.