Studieactiviteit
Lees uit “Begeleiden van zorgvragers”, Thema 6, hoofdstuk 1, paragraaf 1.2 t/m 1.4. Maak ook de kennisopdrachten op blz 250, vraag 1 t/m 8.
In de les
Je voert met elkaar een gesprek naar aanleiding van jouw ervaringen in de praktijk. Hoe zien jullie wat er is uitgelegd terug op de afdeling waar je stage hebt gelopen? Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen? Wat vind je daarvan?
In een onderwijsleergesprek wordt er gesproken over de naderende dood. Welke kennis is al aanwezig? Deze wordt aangevuld.
Daarna gaan jullie aan de slag met de casus van Mw. Thijssen. Jullie gaan met elkaar kijken naar de volgende vragen:
- Welke verzorgingspunten en aandachtspunten zijn er in deze fase bij Mw. Thijssen?
- Welke signalen zijn er voor de naderende dood?
- Wat zullen de specifieke wensen zijn van de naasten, dus van bijvoorbeeld de echtgenoot?. Dhr. en mw. Thijssen hebben geen kinderen, maar probeer je ook te verplaatsen in bijvoorbeeld de kinderen van een zorgvrager. Welke informatie zullen ze van je willen hebben?
- Welke verpleegkundige zorg geef je mevrouw Thijssen na het overlijden?
- Wat moet er allemaal geregeld worden op de afdeling als er iemand komt te overlijden?
- Welke nazorg is er voor de familie?