VALKUILEN BIJ ENQUETES

Enquetes kunnen onbetrouwbaar zijn. Hieronder een aantal voorbeelden waardoor de uitslag van de enquete niet overeenkomt met de werkelijke mening.

Voorbeeld 1: dubbele ontkenning.

De  verkeerde vraag: houdt u niet van kaas? Antwoord ja/nee

Beter is het om te vragen: houdt u van kaas? Doordat mensen de vraag verkeerd lezen, geven ze het verkeerde antwoord.

 

Voorbeeld 2: gesloten vragen. (sturende vragen)

De vraag: houdt u van kaas? Antwoord ja/nee

Stel dat je jonge kaas wel lust, maar heel veel kaassoorten niet lust. Wat antwoord je dan op deze vraag?

Een open vraag zou zijn: welke kaassoorten vindt u lekker?

 

Voorbeeld 3: gestuurde vragen

 De vraag: vindt u dat vuurwerk verboden moet worden? Antwoord ja/nee zal anders scoren dan de vraag; jaarlijks komen er 100 mensen in het ziekenhuis door vuurwerkongelukken en wordt er door vuurwerk voor 1 miljoen euro schade aangericht aan gebouwen en voorzieningen. Vindt u ook dat vuurwerk verboden moet worden?

Veel mensen geven een sociaal gewenst antwoord. De mening van de vragensteller is duidelijk. Mensen zijn eerder geneigd om nu Ja in te vullen.

 

Voorbeeld 4: sociaal gewenste antwoorden

Heel veel leerlingen van een minionderneming vertellen dat ze een onderneming gaan starten en vragen in hun enquete of mensen interesse hebben in hun product of dienst. Omdat mensen het moeilijk vinden om iemand rechtstreeks af te wijzen, zullen ze een sociaal gewenst antwoord geven. Ze zeggen dat ze interesse hebben, terwijl ze dat niet hebben.

Voorbeeld 5: verkeerde doelgroep

Je wilt weten hoe veel mensen een Ferrari gaan kopen. Je hebt 1000 enquetes afgenomen. Er is interesse in het product, maar op de vraag gaat u een Ferrari kopen? Antwoordt niemand met ja.  Hoe betrouwbaar is deze enquete als je de enquete hebt afgenomen in  A) bejaardenhuizen? Of  B) op MBO scholen? Of C) bij een millionair beurs?