Naamgeving van verbindingen opgebouwd uit een metaal en een niet-metaal (enkelvoudige zouten):
1. Geef de naam van het metaal.
2. Als van het metaal meedere elektrovalenties bekend zijn, (BINAS tabel 40A) dan geef je tussen haakjes met een
Romeins cijfer aan wat de elektrovalentie van het metaal in de gegeven verbinding is.
3. Vervolgens geef je de Latijnse naam van het niet-metaal met de uitgang -ide.
Voorbeelden van niet-matelen met de uitgang -ide:
H - hydride C - nitride O - oxide S - sulfdide
F - fluoride Cl - chloride Br - bromide I - jodide
Si - silicide P - foside As - arsenide Ge - germanide
Se - selenide Te - telluride Sb - antimonide Po - polonide
Voorbeelden van de naamgeving
Na2Te - natriumtelluride
HgCl2 - kwik(II)choride
Au2O3 - goud(III)oxide
Als de naam van een enkelvoudig zout is gegeven en je moet de verhoudingsformule geven, dan ga je als volgt te werk:
- schrijf op uit welke ionen het zout is opgebouwd;
- bepaal de verhouding waarin de ionen aanwezig moeten zijn om elektrische neutraal te zijn.
- schrijf de verhoudingsformule op met de juiste indices.
Voorbeeld 1:
zinkchloride is opgebouw uit Zn2+ en Cl-
Van zink is maar 1 elektrovalentie bekend (BINAS tabel 40A)
Je hebt 1 zinkion op 2 chloorionen nodig
De formule is ZnCl2
Voorbeeld 2:
Goud(I)oxide is opgebouw uit Au+ en O2-.
Van goud zijn meerdere elektrovalentiea bekend (BINAS tabel 40A).
Je hebt 2 goudionen noig op 1 zuurstofion.
De formule is dus Au2O