4.3 Infectieziekten

Infectieziekten zijn ziekten waarmee je anderen kunt besmetten. Een andere naam voor infectieziekten is: besmettelijke ziekten. Bij infectieziekten komen ziekteverwerkkers in je lichaam. Ziekteverwekkers zijn bijvoorbeeld virussen, sommige bacterien en schimmels. Virussen veroorzaken bijvoorbeeld verkoudheid, griep, de ziekte van Pfeiffer, aids, rodehond en mazelen.
Bacterien kunnen nuttig zijn, bijvoorbeeld de bacterien in de darmen. Zij maken vitaminen die wij nodig hebben. Andere bacterien veroorzaken darminfectie, longonsteking en oorontsteking.
Zwemmerseczeem (voetschimmel) wordt veroorzaakt door een schimmel. Virussen, bacterien en schimmels zijn heel klein.



Door een goede hygiene kun je de kans op infectieziekten kleiner maken. Je geneest sneller als je een goede conditie hebt. Je hebt dan meer weerstand tegen ziekteverwekkers. Je conditie wordt beter door een gezonde leefstijl. Ten slotte is het belangrijk om snel maatregelen te nemen als je merkt dat je besmet bent.


Inentingen
Sommige ziekten zijn erg gevaarlijk. Intentingen beschermen je tegen deze gevaarlijke ziekten.

 Opdracht 6: Vraag thuis na welke inentingen jij allemaal gehad hebt en schrijf dit in je schrift. (Huiswerk!)