Stap 2: Kenmerken nader bekeken

Het weer is te beschrijven aan de hand van de in stap 1 genoemde vijf kenmerken. Het zijn variabele kenmerken, die zorgen voor een voortdurend veranderend weerbeeld.

Bestudeer in de Kennisbank de pagina over zonnestralen.

Zonnestralen


De temperatuur geeft aan hoe warm of koud het is. De hoeveelheid warmte die de aarde bereikt, is afhankelijk van de tijd van de dag, van het seizoen, van de bewolking en van de wind. Overdag is het meestal warmer dan ’s nachts. Januari is in Nederland meestal de koudste maand van het jaar en juli meestal de warmste. De temperatuur verandert ook als de wind warme lucht aanvoert of juist koude lucht.

Bestudeer in de Kennisbank de pagina over het ontstaan van neerslag.

Het ontstaan van neerslag

 

Wolken zijn verzamelingen waterdruppeltjes en/of ijskristallen. Bewolking wordt aangegeven met termen als onbewolkt, licht bewolkt, half of zwaar bewolkt.
Als er geen wolkje aan de lucht is, heeft de zon vrij spel. Als er zware bewolking is, komt de zon er niet door. De ontwikkeling van het wolkendek heeft gevolgen voor de temperatuur en de mogelijkheid van neerslag. Een meteoroloog let vooral op de dikte en de soort wolk.
Zo zijn er wolkensoorten waaruit geen druppel valt en andere soorten die zware onweersbuien veroorzaken.

Bekijk onderstaande video's over neerslag, sneeuw en wind.

Video: Neerslag

 

Video: Sneeuw

 

Video: Wat is wind?


De wind waait op het noordelijk halfrond altijd met de wijzers van de klok mee rondom een gebied met hoge luchtdruk en tegen de wijzers van de klok in rondom een gebied met lage luchtdruk. Op het zuidelijk halfrond is het precies omgekeerd.

Bestudeer in de Kennisbank de pagina over stijgende en dalende lucht.

Stijgende en dalende lucht

 

Luchtdruk is de druk die de atmosfeer op het aardoppervlak uitoefent.
Plaatsen met dezelfde luchtdruk worden op weerkaarten met een lijn verbonden. Deze lijnen (isobaren) geven de gebieden aan waar de luchtdruk laag of hoog is. Een weerkaart is een momentopname. Die lijnen verschuiven voortdurend over de kaart.

Een verandering van luchtdruk geeft een idee wat voor weer het de komende dagen wordt. Daalt de luchtdruk snel, dan is er grote kans dat er neerslag gaat vallen en kan het bovendien ook nog hard gaan waaien.
Stijgt de luchtdruk snel, dan wordt het snel mooi weer, maar het mooie weer zal niet lang aanhouden. Stijgt de luchtdruk langzaam, dan mag je rekenen op meer dagen mooi weer.

Hier zie je een voorbeeld van een weerbericht:

Er zijn nog perioden met zon, maar in de loop van de middag komt er steeds meer bewolking en volgt er van het zuid(west)en uit een gebied met enkele buien. Met name in het oosten en zuidoosten kunnen later vanmiddag en vanavond weer enkele onweersbuien ontstaan, mogelijk met hagel en (zware) windstoten. Meer naar het westen toe is de kans op onweer kleiner. De maxima lopen uiteen van 19-22 graden op de Wadden tot 28 graden in het oosten. De wind draait overal naar westelijke richtingen en is meest matig.

Komende nacht valt er in het midden en oosten nog af en toe (buiige) regen, maar van het westen uit wordt het later op steeds meer plaatsen droog. In een opklaring kan weer een mistbank ontstaan en de minima komen uit rond 14 graden. De zwakke wind is overwegend westelijk.

Morgen overdag klaart het van het westen uit steeds meer op. In de middag ontstaan er landinwaarts enkele stapelwolken. Het blijft droog. De middagtemperaturen lopen uiteen van 16 graden op de Wadden tot 22 graden in het oosten. De zwakke tot matige wind is westelijk, in het zuiden noordwestelijk.

Bron: KNMI


Maak nu de volgende oefening.