Bewolking
Weerkundigen gaan na hoeveel bewolking er is, hoe de bewolking eruitziet en of de bewolking af- of toeneemt.
Als er geen verschijnselen als mist, neerslag, onweer of storm voorkomen, wordt een schatting gegeven van de hoeveelheid bewolking op het tijdstip van de waarneming. Dit wordt aangegeven door middel van de termen als: onbewolkt, licht bewolkt, half bewolkt of zwaar bewolkt.
|
 |
Neerslag
Neerslag is er in verschillende soorten: regen, motregen, hagel, sneeuw, motsneeuw, dauw, rijp, mist, ijzel en ijsregen.
Weerkundigen houden bij hoe lang achtereen er neerslag valt, wat voor neerslag er valt, of de neerslag van soort verandert (bijvoorbeeld van sneeuw via ijzel naar regen) en hoeveel neerslag er valt in een bepaalde periode (bijvoorbeeld in de afgelopen 24 uur). Dauw en rijp worden in een weerbericht nooit genoemd of meegenomen in de neerslagcijfers.
Neerslaghoeveelheden worden uitgedrukt in millimeters. 1 millimeter regen komt overeen met 1 liter water op een oppervlakte van 1 vierkante meter.
|
 |
Wind
Weerkundigen houden bij hoe hard het waait, of de wind aanwakkert dan wel afzwakt, uit welke richting de wind waait en of de windrichting verandert of niet. De windkracht wordt aangegeven op de schaal van Beaufort.
Windkracht 2 is een zwakke wind. Windkracht 10 is zware storm.
|
 |