Volgens critici van globalisering lijken mensen steeds meer op elkaar. We kijken overal in de wereld naar dezelfde reclames en kopen overal dezelfde producten. Ikea bijvoorbeeld verspreidt in 46 landen dezelfde catalogi en verkoopt overal dezelfde producten:
Het Zweedse Ikea is maar een kleintje in vergelijking met andere multinationals. McDonalds verkoopt haar hamburgers in 120 verschillende landen. Nike verkoopt haar sportschoenen in 160 verschillende landen. Maar het product dat je in de meeste landen kunt vinden, is Coca Cola. Deze drank is te koop in alle landen van de wereld, met uitzondering van Cuba en Noord-Korea (al kunnen toeristen in Cuba als ze per se willen voor veel geld een flesje kopen in een van de hotels, geïmporteerd uit Mexico).
Er zijn meer grote internationale bedrijven (denk bijvoorbeeld aan het Nederlandse Philips met vestigingen in meer dan 60 landen). Maar misschien omdat hamburgers eten en cola drinken vooral onder jongeren zo populair zijn, zijn deze Amerikaanse producten voor velen hét symbool van ‘cultureel imperialisme’ dat kortweg te vertalen is als: een proces waarbij één overheersende cultuur het voor het zeggen heeft en andere culturen verdringt. En cultuur op zijn beurt kun je omschrijven als ‘de manier waarop een groep mensen of een volk leeft.’
Een exponent van globalisering is volgens velen de Kerstman. De Kerstman is oorspronkelijk een Amerikaanse personificatie van het christelijke Kerstmis, maar tegenwoordig zijn Kerstmannen overal te vinden te vinden, ook in niet-christelijke landen.
De felste critici van globalisering zijn de antiglobalisten. Zij zijn van mening dat de multinationals de wereld in hun greep hebben (de antiglobalisten spreken bijvoorbeeld van 'McDonaldisering van de wereld' en van het 'Coca-Cola-evangelisme'). Antiglobalisten verzetten zich radicaal tegen elke vorm van globalisering.
Andere critici zijn de andersglobalisten: zij zien wel voordelen in globalisering, maar vinden dat die te weinig ten goede komt aan gewone mensen.