Eindopdracht

Aan het eind van deze opdracht heb je de effecten van globalisering de revue laten passeren. Het gaat er niet om of je voor of tegen globalisering bent. Dat is net zoiets als ‘voor of tegen het weer’ zijn. Het weer is er. Soms is het mooi, soms niet. Voor globalisering geldt ook zoiets. Het heeft allerlei effecten en gevolgen, sommige staan je aan, andere niet. Dat zet je voor je zelf op een rijtje in deze opdracht.

Op basis van alle informatie die je hebt gekregen in de negen globaliseringsopdrachten en de omkaderde informatie in deze slotopdracht, ga je eerst met klasgenoten brainstormen over de gevolgen van globalisering:

Ga er eens goed voor zitten, laat alle indrukken op jullie inwerken en probeer dan een manier te vinden om jullie opvattingen in beeld te brengen. Zorg voor afbeeldingen, foto’s, grafieken, tekeningen, cartoons, wat je maar nodig hebt om te laten zien hoe jullie over globalisering denken. Maak ook gebruik van je mindmap uit de introductie-opdracht.

Uiteindelijk maken jullie een abri-poster, zo’n affiche wat je in bushokjes ziet hangen. In kleine groepjes maken jullie duidelijk hoe jullie denken over de gevolgen van globalisering voor de wereldbevolking.

Hoe je een poster maakt, kun je lezen in de gereedschapskist.
Abri-posters zijn echter wel groot! . Misschien kun je meerdere (grote) vellen papier aan elkaar plakken?
Jullie krijgen twee uur de tijd voor deze eindopdracht.

Beoordeling

Het eindproduct laten jullie beoordelen door jullie docent.
Bij de beoordeling zal de docent letten op:

Poster maken

Op een informatieve poster kun je laten zien wat de belangrijkste delen van de lesstof zijn. Ook kun je weergeven hoe bepaalde delen zich tot elkaar verhouden.

 

200 landen, 200 jaar ontwikkeling

Globalisering brengt meer welvaart en welzijn voor iedereen.
Het klinkt niet onlogisch als je kijkt naar de introductievideo 200 jaar, 200 landen in 4 minuten.

 

Evert Nieuwenhuis: De Grote Globaliseringsgids

In 1999 zette ik in Afrika mijn eerste schreden op het journalistieke pad. Ik was net afgestudeerd en wilde zien, horen, ruiken en voelen hoe een grote meerderheid van de wereldbevolking leeft: in armoede. Na een half jaar met pen en notitieblok door Afrika gezworven te hebben, keerde ik met veel indrukken en nog meer vragen terug. Vooral die ene vraag bleef onbeantwoord: hoe moeten we armoede bestrijden?
De sombere cijfers en felle aanklachten van hulporganisaties en andersglobalisten zijn indrukwekkend, maar liberale economen stellen dat de afgelopen twintig jaar de armoede juist spectaculair is gedaald. Het percentage van de wereldbevolking dat van minder dan een dollar per dag moet leven, is volgens hen gehalveerd naar eenentwintig procent. Vooral de ontwikkelingslanden zouden worden opgestoten in de vaart der volkeren: sinds 1970 steeg de gemiddelde levensverwachting er van vijfenvijftig naar vierenzestig jaar, daalde de kindersterfte met twintig procent, liep het analfabetisme in rap tempo terug en zakte het percentage ondervoede mensen van vijfendertig naar zeventien procent. En niet te vergeten: er leven meer mensen dan ooit in een democratie. Mijn zoektocht leverde dus geen eenduidig, overzichtelijk antwoord op. Eén ding was me wel duidelijk: het codewoord is globalisering, het proces waardoor mensen wereldwijd in toenemende mate van elkaar afhankelijk zijn.

 

Eric van Damme, Universiteit van Tilburg

Ongelijkheid is een ding, maar wat is de relatie met globalisering? De antiglobalisten verzetten zich tegen een groot aantal dingen en het is niet altijd duidelijk wat ze bedoelen. Voor een econoom is het begrip globalisering helder: het betekent vrij verkeer van goederen, geld, mensen en ideeën. De wereld is nog lang geen ’global village’: we beschermen onze landbouw tegen importen uit de derde wereld en van vrij verkeer van mensen moeten we al helemaal niets hebben.

Volgens schattingen van economen van het Tinbergen Instituut zou handelsliberalisering ontwikkelingslanden ongeveer drie keer zoveel opleveren als ze nu jaarlijks aan ontwikkelingshulp krijgen.

Economen betogen dat bij vrij verkeer iedereen er in welvaart op vooruit kan gaan en dat meer globalisering dus beter is dan minder. Een recente studie van Kevin O’Rourke van Trinity College, Dublin, documenteert het wereldintegratieproces gedurende de laatste 200 jaar. Hij laat zien dat de wereld 100 jaar geleden meer geïntegreerd was dan nu. Toen werden in het bijzonder migratiestromen minder belemmerd; zo verhuisden een eeuw geleden jaarlijks 1 miljoen Europeanen van hier naar de nieuwe wereld.

​O’Rourke concludeert dat er geen bewijs is voor de stelling dat globalisering de ongelijkheid versterkt. Integendeel, de meeste landen die zich opengesteld hebben voor de wereld zijn er in geslaagd zich naar boven op te werken terwijl landen die zich afgesloten hebben verder achtergebleven zijn. In tegenstelling tot wat antiglobalisten menen, is het waarschijnlijk dat arme landen juist arm zijn omdat ze geweigerd hebben aan het globaliseringsproces deel te nemen.

 

Globalisering anders bekeken

Globalisering is niet echt nieuw. Tenslotte bestaan er al eeuwenlang contacten tussen de verste uithoeken van de wereld en hebben volkeren en culturen elkaar afwisselend positief en negatief beïnvloed.

Wat we nu zien is de laatste fase van een historisch proces van de groei en ontwikkeling van het kapitalistische wereldsysteem. Het begon al in de late middeleeuwen met de opkomst van het handelskapitalisme in Europa en de strijd om de handelsroutes op wereldschaal. Rond 1800 ontstond het industriële kapitalisme en tegen het begin van de 20ste eeuw waren praktisch alle continenten min of meer in het kapitalistisch wereldsysteem opgenomen, als heersers of als kolonies.

De globalisering vandaag lijkt dus slechts de nieuwste fase: de ondernemingen hebben zich grondig gereorganiseerd met het oog op winst en concurrentiepositie.

​Dat alles op basis van de neoliberale spelregels: liberalisering, privatisering en deregulering.

  • Liberalisering is het vrijmaken van nationale markten voor vrije handel en bewegingen van goederen, diensten, personen en kapitaal. Liberalisering, nl. het wegnemen van alle belemmeringen voor de internationale handel, is het belangrijkste liberale recept om een gezonde en welvarende wereld tot stand te brengen.
  • Privatisering is het overhevelen van economische activiteit van de overheids- naar de privésector. De markt zal vanzelf zorgen voor de beste verdeling van de beschikbare middelen volgens de marktbehoeften.
  • Deregulering betekent dat de overheid minder normen en maatstaven moet vastleggen. Volgens de neoliberalen kunnen de marktkrachten de hele waaier van de nationale en internationale economie op lokaal, regionaal en mondiaal niveau reguleren.

Wat betekent dat in de praktijk?
Noodlijdende landen in het Zuiden hebben met hulp van de Wereldbank en vooral het Internationaal Monetair Fonds (IMF) flinke economische hervormingen doorgevoerd. Die moesten geld in het laatje brengen om de buitenlandse schuld af te lossen.

De recepten van het IMF waren gericht op liberalisering, privatisering en deregulering van hun economie. De Derde Wereldlanden moesten aantrekkelijk worden gemaakt voor buitenlandse multinationals. Staatmonopolies werden geprivatiseerd. Invoerquota werden afgeschaft. Het wegsluizen van winsten naar het buitenland werd mogelijk. Er moest geproduceerd worden voor de export. Geld voor voedselsubsidies en sociale voorzieningen was er niet meer.

Amartya Sen, Nobelprijs economie 1998: “Direct of indirect, de kern van het probleem ligt bij de ongelijkheid. Dit is de echte uitdaging. Ongelijkheid tussen de verschillende staten en de ongelijkheden binnen elk land. Verschillen in rijkdom, maar ook enorme ongelijkheid op politiek, economisch en sociaal vlak. Cruciaal wordt de herverdeling van de weldaden van de mondialisering tussen rijke en arme landen, maar ook tussen de diverse bevolkingsgroepen binnen elk land.”

Wie zijn de winnaars, wie zijn de verliezers?
De weldaden van de globalisering zijn grotendeels terechtgekomen bij de rijke noordelijke landen. Enkele landen uit het zuiden – vooral in Latijns-Amerika en in het Verre Oosten – wisten mee te surfen op de golven van de economische groei.

Sub-Saharaans Afrika heeft de globaliseringsboot helemaal gemist. Dat is het algemene beeld: de realiteit is echter genuanceerder. Globalisering heeft de ongelijkheid nog verscherpt. Rijken worden rijker, armen worden armer. Niet enkel op wereldvlak, maar ook binnen landen in Noord en Zuid.