Rond de jaren 30 van de vorige eeuw komt er meer aandacht voor de woonomstandigheden waarin mensen leven. Veel arbeiderswoningen in de grote steden verpauperen. De tuindorpen moeten daaraan tegenwicht bieden. Sociaal voelende ondernemers, woningcorporaties of gemeenten bouwden deze wijken.
De tuindorpen kenmerken zich door lage eengezinswoningen met voor- en achtertuin en een omgeving met veel groen. Er is niet veel te doen. Je vindt er geen kroegen of bioscopen. De gezinswoningen vormen de kern van de wijk. Zo wordt geprobeerd om de wijk een fatsoenlijk en burgerlijk karakter te geven.
Een voorbeeld is het tuindorp Watergraafsmeer in het oosten van Amsterdam. Doordat voor het eerst veel beton werd toegepast bij de bouw, ging dit tuindorp in de volksmond ‘Betondorp’ heten.