De welvaart steeg in de jaren vijftig en zestig in Nederland en er kwamen steeds meer fabrieken. Het werk aan de lopende band was niet erg populair en er ontstonden personeelstekorten. In het buitenland waren er arbeiders genoeg die in Nederlandse fabrieken wilden werken. Deze gastarbeiders, officieel arbeidsmigranten geheten, kwamen eerst zelf op zoek naar werk. De eerste gastarbeiders waren Italianen en Spanjaarden.
Wat later, in de jaren zestig kwamen veel gastarbeiders naar Nederland op uitnodiging van de Nederlandse regering. Nederland wierf vooral in Marokko en Turkije arbeiders. Men dacht in het begin dat de buitenlandse arbeiders hier voor een beperkte periode zouden werken en dan met het verdiende geld weer terug zouden gaan. Uiteindelijk zijn velen van hen hier gebleven.
Door een toenemende automatisering in de jaren zeventig en door een economische crisis was er steeds minder behoefte aan laaggeschoolde arbeid. In 1973 stopte Nederland met het uitnodigen van gastarbeiders. De toelating tot Nederland werd veel strenger.
De gastarbeiders die bleven hebben in veel gevallen hun familie over laten komen.
Deze immigranten uit Marokko en Turkije en hun afstammelingen vormen nu de twee grootste groepen niet-westerse migranten in Nederland.
Marokkaanse herkomst | 385.755 |
Turkse herkomst | 396.555 |
Cijfers van CBS september 2017
In 2004 trad Polen toe tot de Europese Unie (EU). Sindsdien is het aantal Poolse immigranten sterk toegenomen. In Polen was er veel werkloosheid. Reden voor veel Polen om werk te zoeken buiten hun land. Een groep van deze arbeidsmigranten besloot te blijven.
Inwoners uit de verschillende lidstaten van de Europese Unie mogen zich vrij mogen vestigen binnen de EU.