Een overgang in fasen
De natuurlijke groei van de bevolking vertoont in steeds meer landen dezelfde ontwikkeling als in Nederland.
Naarmate de welvaart toeneemt zie je de geboorte- en sterftecijfers na verloop van tijd dalen.
Die overgang van hoge geboorte- en sterftecijfers naar lage heet demografische transitie.
Zo’n transitie gaat niet ineens, maar kent een aantal fasen.
Fase 1
Sterftecijfer en geboortecijfer zijn ongeveer even hoog. Hierdoor groeit de bevolking nauwelijks.
Veel kinderen werden geboren, die nodig waren om later mee te helpen geld te verdienen.
Er was nog geen geboorteplanning in die tijd. Het sterftecijfer was hoog, door veel ziekten, hongersnoden, slechte hygiëne, etc.
Fase 2
Sterftecijfer neemt af, maar het geboortecijfer blijft hoog. De bevolking groeit harder.
Hygiëne, zorg en medische kennis verbeterden sterk. Dit zorgde ervoor dat er minder mensen stierven.
Fase 3
Het geboortecijfer neemt af, het sterftecijfer blijft laag.
De bevolkingsgroei neemt af. Er waren minder kinderen nodig om aan het werk te gaan.
Fase 4
Sterftecijfer daalt niet meer. Geboortecijfer gaat in de richting van het sterftecijfer.
Er is nauwelijks sprake van bevolkingsgroei door betere geboortebeperking, de verbeterde positie van de vrouw (werk, carrière).
Bovendien trouwen mensen op latere leeftijd.
Fase 5
In deze (toekomstige) fase is het aantal geboorten lager dan het aantal sterfgevallen. De bevolking neemt in omvang af.
In deze fase wordt voor het eerst een sterfteoverschot verwacht. Door vergrijzing stijgt de gemiddelde leeftijd en het aandeel wat ouderen in de bevolking hebben.
Met de demografische transitie kun je beschrijven waarom de wereldbevolking in de toekomst mogelijk gaat afnemen.
In het begin van de zestiger jaren groeide de wereldbevolking met 2,2%, in 2009 nog maar met 1,1%. In 2050 met ....