relative pronouns (betrekkelijke voornaamwoorden)

Relative pronouns (betrekkelijke voornaamwoorden).

'Relative pronouns' worden gebruikt om twee zinnen/zinsdelen aan elkaar te verbinden en geven extra informatie geven over de rest van de zin.

De meest gebruikte relative pronouns zijn: who, which en that.

          Kate ate the cheese that was in the fridge.

          The woman that lives next door is a doctor.