Natuurlijk kun je ook zeggen dat je iets aan het doen was.
Dit heet dan de past continuous en geeft aan dat iemand iets in het verleden aan het doen was of dat iets op een bepaald moment in het verleden aan de gang was.
Je gebruikt altijd de verleden tijd van het werkwoord 'to be': was of were.
En je plakt ook weer achter het hele werkwoord '-ing'.
Voorbeelden:
Ook in vraagzinnen en ontkennende zinnen kun je de past continuous gebruiken:
Vraagzin | Ontkenning | |
---|---|---|
I was working. | Was I working? | I wasn't working. |
You were working. | Were you working? | You weren't working. |
He was working. | Was he working? | He wasn't working. |
We were working. | Were we working? | We weren't working. |
They were working. | Were they working? | They weren't working. |