Punt. Aan het eind van een zin schrijf je een punt.Als je na de punt op dezelfde regel verdergaat, komt er een spatie tussen de punt en het volgende woord. Als de zin eindigt met een afkorting die al een punt heeft, komt er geen tweede punt.
Bijvoorbeeld:
Ieder jaar gaan we op vakantie naar Frankrijk. Tot ziens op 12 mei a.s.
Vraagteken? Na een vraag schrijf je een vraagteken. Als je na het vraagteken op dezelfde regel verdergaat, komt er een spatie tussen het vraagteken en het volgende woord.
Bijvoorbeeld:
Horen jullie bij dat groepje?
Uitroepteken! Na een waarschuwende tekst schrijf je vaak een uitroepteken, bijvoorbeeld op een bordje: Pas op, nat!
Als je in een tekst wilt laten zien dat iets geroepen wordt, gebruik je ook een uitroepteken, bijvoorbeeld als iemand roept: "Ik zit hier!"