4. Verkleinwoorden

Van veel zelfstandige naamwoorden kunnen we een verkleinwoord maken met een achtervoegsel -je, -tje, -etje of -pje.

mens - mensje

touw - touwtje

aardbei - aardbeitje

probleem - probleempje

man - mannetje

 

In de lettergreep voor -etje passen we de regels voor de verdubbeling van medeklinkers toe.

bal - balletje

bon - bonnetje

big - biggetje

 

Uitzonderingen:

Het verkleinwoord van jongen is jongetje.

                                    machine wordt machientje (maar machinetje mag ook)

                                    aspirine wordt aspirientje

                                    karbonade wordt karbonaadje

 

Als het zelfstandig naamwoord eindigt op  -ng, eindigt het verkleinwoord op ­-kje of -etje.

pudding - puddinkje

camping - campinkje

leerling - leerlingetje

Sommige woorden hebben twee verkleinvormen, soms met twee verschillende betekenissen.

bloem - bloemetje, bloempje

pop - poppetje, popje

 

Oefening 1

Oefening 2

Oefening 3

Oefening 4

Oefening 5

Oefening 6 (uitdaging)