Van veel zelfstandige naamwoorden kunnen we een verkleinwoord maken met een achtervoegsel -je, -tje, -etje of -pje.
mens - mensje
touw - touwtje
aardbei - aardbeitje
probleem - probleempje
man - mannetje
In de lettergreep voor -etje passen we de regels voor de verdubbeling van medeklinkers toe.
bal - balletje
bon - bonnetje
big - biggetje
Het verkleinwoord van jongen is jongetje.
machine wordt machientje (maar machinetje mag ook)
aspirine wordt aspirientje
karbonade wordt karbonaadje
Als het zelfstandig naamwoord eindigt op -ng, eindigt het verkleinwoord op -kje of -etje.
pudding - puddinkje
camping - campinkje
leerling - leerlingetje
Sommige woorden hebben twee verkleinvormen, soms met twee verschillende betekenissen.
bloem - bloemetje, bloempje
pop - poppetje, popje