Intro

Zaadcel en eicel

Je begon dit thema met een filmpje over de eerste fase van je leven:
de ontwikkeling van eicel tot embryo.
Na de bevruchting bevat een jong embryo cellen die nog geen celspecifieke eigenschappen hebben, zoals een spiercel of een zenuwcel dat wel hebben.
Een achtcellig embryo bestaat uit acht zogenaamde totipotente cellen.
Zij kunnen zich ontwikkelen tot alle celtypen in een menselijk lichaam.

Bekijk hier eventueel nog een keer de video:


Bij IVF (ook wel reageerbuisbevruchting genoemd) ontstaan embryo’s buiten het lichaam van de moeder.
Voor prenatale diagnostiek verwijdert de arts uit zo’n embryo zelfs een cel.
De overige zeven cellen ontwikkelen zich daarna samen verder tot een volledig embryo.
Na het plaatsen van het embryo in de baarmoeder groeit het uit tot een baby.

Paren die niet op een natuurlijke manier zwanger worden, zijn soms geholpen door IVF.
Zo’n techniek biedt veel oplossingen, maar roept ook weer vragen op.
Wat doe je bijvoorbeeld met de embryo’s die niet worden ingeplant?

In deze module leer je waardoor allerlei verschillende celtypen ontstaan in het lichaam, terwijl ze in het begin allemaal hetzelfde zijn. En mogen restembryo’s worden gebruikt voor wetenschappelijk onderzoek?

Je rondt de module af met het schrijven van een column, waarin je uitlegt welke dilemma’s er zijn rond embryodonatie voor wetenschappelijk onderzoek.
De informatie uit de stappen 1 t/m 7 heb je daarvoor nodig.
Maak dus aantekeningen bij elke stap!