a. Evenwijdige bundel licht

Een lens is een doorzichtig voorwerp – veelal van glas, maar ook wel van heldere kunststof – waarmee lichtbundels convergent dan wel divergent kunnen worden gemaakt. De meeste lenzen zijn zogenaamde sferische lenzen, dat wil zeggen lenzen met twee bolvormige oppervlakken. Daarnaast zijn er ook cilindrische en nog andere lenzen, alsmede combinaties hiervan.

Positieve lenzen hebben de eigenschap dat, wanneer er een evenwijdige bundel licht op valt, alle stralen daarna in één punt samenkomen (convergeren, zie figuur 5). Dit punt wordt het brandpunt F (van focus) genoemd. Als het licht vanaf de andere kant de lens nadert, treedt hetzelfde verschijnsel op. Elke lens heeft dus twee brandpunten, op gelijke afstand van de lens. Deze afstand wordt de brandpuntsafstand f genoemd en wordt vaak in mm opgegeven.

Wanneer er een evenwijdige bundel op de lens valt die niet evenwijdig aan de hoofdas loopt, dan gaan de stralen eveneens naar één punt. Dit punt ligt op even grote afstand van de lens als het al eerder genoemde brandpunt F, alleen iets erboven of eronder (fig 6).  Dit punt wordt bijbrandpunt (F’) genoemd. Alle mogelijke bijbrandpunten vormen samen het brandvlak.