c. Voorwerp en beeld, vergroten en verkleinen

De eigenschap dat (positieve) lenzen licht bundelen, maakt ze uitermate geschikt om beelden van lichtgevende voorwerpen te maken.

Zo worden lenzen o.a. gebruikt in verrekijkers, microscopen en camera’s. De ontstane beelden kunnen reëel, virtueel, vergroot en/of verkleind zijn. Dit hangt af van de afstand waarop het voorwerp van de lens afstaat (de zogenaamde voorwerpsafstand v), in combinatie met de brandpuntsafstand f van de desbetreffende lens.

Onderstaande figuren laten dit zien.

Hier geldt v>2f (voorwerpafstand is groter dan 2x de brandpuntsafstand). We zien dat het beeld reëel en verkleind is en dat het
                        ondersteboven staat. Voorbeelden van dit geval komen we tegen bij camera’s en ons eigen oog.

 

Hier geldt  2f>v>f. Het ontstane beeld is nog steeds reëel en staat ondersteboven maar het is wel groter dan het voorwerp.
                            Dit geval komen we tegen bij diaprojectoren.

 

Hier geldt v<f. Het ontstane beeld is nu virtueel geworden, staat rechtop en is groter dan het voorwerp.
                      Dit geval komen we tegen bij een vergrootglas.