1. Spiegelen

Wanneer lichtstralen zich in een homogeen (overal gelijk) medium voortplanten, doen ze dat volgens een rechte lijn. 

Worden ze vervolgens door een spiegelend vlak gereflecteerd, dan is de hoek van inval(i), gelijk aan de hoek van reflectie(r)

Deze hoeken worden altijd gemeten ten opzichte van de normaal, de denkbeeldige lijn die loodrecht op het spiegelende vlak staat, op het punt waar de straal het vlak raakt. 

De invallende straal, de teruggekaatste straal en de normaal liggen daarbij in één vlak.

 

 

Als de stralen uit één punt komen (lichtpunt L), dan zullen ze na terugkaatsing uit één punt lijken te komen. Dit punt heet het spiegelbeeld L’. Omdat de lichtstralen niet echt uit dit beeld komen, wordt het beeld virtueel genoemd. Het spiegelbeeld ligt bij een vlakke spiegel even ver áchter de spiegel als het voorwerp er vóór staat.