De meeste meststoffen die de hoveniers en groenvoorzieners gebruiken, zijn vaste meststoffen. De mest is in korrelvorm en wordt op het land uitgestrooid. Er zijn meststoffen die je eerst in water oplost en dan giet met bijvoorbeeld een gieter.
In de hydrocultuur en in de tuinbouw wordt veel gebruik gemaakt van vloeibare meststoffen. De mest wordt in water opgelost en daarna aan de plant gegeven.
In de landbouw zijn kunstmestkorrels en stalmest voorbeelden van vaste mest. Gier is een vloeibare bemesting. Daarnaast wordt soms ook kunstmest eerst in water opgelost en dan aan de plant gegeven. Bijvoorbeeld bladbemesting.
Voordelen van in water opgeloste mest is dat het sneller door planten wordt opgenomen en dat de mest niet scherp is. (Scherp betekent dat je te veel mest op 1 plek krijgt. Mest zijn vaak zouten. Te veel zout betekent dat water uit de plant wordt getrokken waardoor planten kunnen uitdrogen).
Een nadeel van vloeibare bemesting is eerder kans op uitspoeling. (wegspoelen van meststoffen naar het oppervlaktewater)