Een verhouding geeft een evenredig verband tussen twee variabelen weer.
In het dagelijks spraakgebruik kom je regelmatig verhoudingen tegen.
Voorbeelden
Een verhouding kun je weergeven in een verhoudingstabel.
Voorbeeld
Angelique heeft een kralenketting die bestaat uit witte en rode kralen. De verhouding tussen de witte en rode kralen is 2 : 3.
Opgaven
1
Vier van de vijf jongens zijn gek op voetbal.
In een klas zitten 20 jongens. Hoeveel zijn er gek op voetbal?
2
Er zijn drie keer zoveel meisjes als jongens op dat feestje.
Op het feestje zijn 15 meisjes. Hoeveel jongens zijn er?
3
De verhouding van limonadesiroop en water is 1:6.
Je wilt één liter (= 1000 ml) limonade maken.
Hoeveel ml limonadesiroop heb je ongeveer nodig?
Rond af op een geheel aantal ml.
4
Angelique heeft een kralenketting die bestaat uit witte en rode kralen.
De verhouding tussen de witte en rode kralen is 2 : 5.
Neem de tabel over en vul hem verder in. Vul ook de kolom totaal in.
witte kralen | 2 | 8 | 20 | 10 | 50 | 60 |
rode kralen | 5 | ...... | ...... | ...... | ...... | ...... |
totaal | 7 | ...... | ...... | ...... | ...... | ...... |
5
Voor veel televisietoestellen geldt dat de verhouding hoogte : breedte van de beeldbuis 9:16 is. Joost heeft een televisietoestel van 45cm hoog.
Hoe breed is het televisietoestel?
hoogte (cm) | ...... | 45 |
breedte (cm) | ...... | ...... |
Breedte is .... cm