In deze paragraaf ga je leren wat koers is en hoe je een koers kan bepalen. Verder ga je rekenen met schaal.
Windroos:
Opgaven
1. a Maak in je schrift een windroos met daarin de richtingen: N, O, Z, W, NO, ZO, NW, ZW, WZW, WNW,
ONO, OZO, NNO, NNW, ZZO, ZZW.
b Zet de koersen in graden bij de windrichtingen.
2. a De wind komt vanuit ZO. Welke richting blaast de wind op?
b De wind komt vanuit NNO. Welke richting blaast de wind op?
3. a Welke koers hoort bij windrichting Oosten?
b Welke koers hoort bij windrichting WNW?
4. Hieronder staat de kaart van Noord-Brabant. Wat is de koers in graden van Eindhoven naar Breda.
Verder ga je in deze paragraaf werken met een schaallijn. Je leert waarom er bij kaarten vaak een schaallijn staat en je leert hoe je met zo'n schaallijn de werkelijke afstand kunt bepalen. Bij de opgaven hoort een werkblad. Deze krijg je van de docent.
Theorie:
Toets Schaallijnen
Je sluit de paragraaf Schaallijnen op de kaart af met een toets.
Na het maken van de vragen krijg je een score en kun je de gegeven antwoorden vergelijken met de goede antwoorden.
Succes!