Voor de oppervlakte van een driehoek geldt:
Let op: de hoogte staat altijd loodrecht op de zijde.
Hieronder zie je driehoek KLM met LM = 10.
In de driehoek is een hoogtelijn KN op LM getekend; KN = 4,6.
Bereken de oppervlakte van de driehoek KLM.
Voor de oppervlakte van een parallellogram geldt:
Let op: de hoogte staat altijd loodrecht op de zijde.
Voorbeeld
Hieronder zie je parallellogram KLMN met LM = 5.
In KLMN is een hoogtelijn PQ op LM getekend.
PQ = 4,6
Bereken de oppervlakte van parallellogram KLMN.
Voor de omtrek van een cirkel geldt:
π is een Griekse letter. Spreek uit: pie
π is ongeveer 3,14
Voorbeeld
Van een cirkel met middelpunt M is de straal 3 cm.
Bereken de omtrek van cirkel.
Voor de oppervlakte van een cirkel geldt:
Voorbeeld
Van een cirkel met middelpunt M is de straal 3 cm.
Bereken de oppervlakte van de cirkel.
Opgaven
1.
Bekijk het figuur.
Lijnstuk RS is de hoogtelijn van driehoek PQR.
PS =6, SQ =4 en RS =5
Bereken de oppervlakte van driehoek PQR.
2.
Bekijk het figuur.
Op roosterpapier is een driehoek getekend.
Ieder hokje is 1 bij 1.
Hoe groot is de oppervlakte van de driehoek?
3.
Bekijk het figuur.
Bereken de oppervlakte van parallellogram ABCD.
4.
Bekijk het figuur.
Op roosterpapier is een parallellogram getekend.
Ieder hokje is 1 bij 1.
Hoe groot is de oppervlakte van het parallellogram?
5. Bekijk vierhoek ABCD.
Bereken de omtrek van deze vierhoek.
6.
Van een 1-euromunt is de straal ongeveer 12 mm.
Bereken de omtrek van een 1-euromunt.
Rond je antwoord af op één decimaal achter de komma.
7.
Van het 1-euromunt is de straal ongeveer 12 mm.
Bereken de oppervlakte van een 1-euromunt.
Rond je antwoord af op één decimaal achter de komma.