Sieh dir Titel, Abbildungen und hervorgehobene Textstellen gut an.
Vielleicht weißt du dann schon, worum es in dem Text geht. Bekijk eerst de titel, de plaatjes en de apart gedrukte woorden.
Lies die Einleitung. Bestimme die Textsorte (z.B. Brief, Märchen, Gebrauchsanleitung). Lees de inleiding. Kijk wat voor soort tekst het is (advertentie, gebruiksaanwijzing enz.).
Lies die Aufgaben. Bestimme die Lesestrategie.
Lees de opdrachten. Bepaal de manier van lezen:
skimmen (global lesen, um den Hauptgedanken des Textes zu erfassen) skimmen (globaal lezen om er achter te komen waar de tekst over gaat)
scannen (nach konkreten Informationen suchen, z.B. Namen oder Zahlen) scannen (zoeken naar bepaalde woorden of getallen)
intensiv lesen (Satz für Satz; Details verstehen) intensief lezen (zin voor zin)
Sieh dir bei Multiple-Choice-Fragen die Antworten gut an und achte auf die Unterschiede. Als er meerkeuzevragen staan, bekijk dan alle antwoorden en kijk wat de verschillen zijn.
Beim Lesen - Terwijl je leest:
Du verstehst nicht alles? Kein Problem! Nicht alle Wörter sind nötig, um den Text zu verstehen. Kun je niet alles begrijpen? Het is niet nodig alle Duitse woorden te begrijpen om te weten waar de tekst over gaat!
Rate die Bedeutung von Wörtern. Achte dabei auf den Kontext. Vergleiche mit anderen Sprachen (z.B. Englisch, Französisch, Russisch). Vaak kun je de betekenis wel ongeveer raden door de rest van de zin te bekijken of door te kijken op welk Nederlands (Engels, Frans, Russisch enz.) woord het lijkt.