Wat kan ik straks?
Aan het eind van de opdracht kun je:
- uitleggen wat bedoeld wordt met bloeddruk en twee factoren noemen die de hoogte van je bloeddruk beïnvloeden.
- drie hartziekten en drie vaatziekten opnoemen en beschrijven.
- minimaal drie oorzaken opnoemen van hart- en vaatziekten.
- aangeven hoe je de kans op hart- en vaatziekten kunt verkleinen.