Wat kan ik straks?
Aan het eind van de opdracht kun je:
- drie soorten bloedcellen benoemen en beschrijven hoe deze eruit zien.
- beschrijven wat bloedarmoede is, wat de belangrijkste oorzaak is en wat het gevolg kan zijn.
- aangeven hoe een korstje op een wond ontstaat met behulp van de begrippen fibrinogeen en fibrine.
- bloed onder de microscoop bekijken en onderdelen tekenen en benoemen.