![]() |
Erfelijke eigenschappen |
![]() |
Mitose en meiose |
Erfelijke eigenschappen Kenmerken/eigenschappen die een organisme aan zijn nakomelingen kan doorgeven. |
Chromosomen Het deel van een celkern dat genen bevat. Chromosomen bestaan uit DNA en eiwitten. |
Gen Deel van een chromosoom, dus een stukje van het DNA met een code: informatie over één erfelijke eigenschap. |
DNA Moleculen die de bouwstenen zijn van chromosomen. In het DNA zijn de erfelijke eigenschappen van een organisme vastgelegd. |
Genotype De verzameling genen; de genetische of erfelijke informatie van een individu. |
Fenotype Ook wel uiterlijke eigenschappen; alle waarneembare kenmerken van een individu. Het fenotype van een organisme komt tot stand door het genotype en milieufactoren (omgeving). |
Dominant Een dominante eigenschap komt in de waarneembare kenmerken van een organisme (= fenotype) volledig tot uiting. Het allel is dominant over een recessief allel. |
Recessief Een recessieve eigenschap komt in de waarneembare kenmerken van een organisme (= fenotype) alleen tot uiting als beide allelen op het chromosomenpaar recessief zijn. Wanneer een dominant allel aanwezig is, overheerst de dominante eigenschap en zal de recessieve eigenschap niet tot uiting komen. |
Karyogram Een chromosomenportret; overzicht van een verzameling chromosomenparen van een individu. |
Mitose Gewone celdeling: één moedercel deelt zich in tweeën. Hierbij ontstaan twee dochtercellen, die genetisch hetzelfde zijn als de moedercel, met hetzelfde aantal chromosomen. Dit type deling zorgt o.a. voor groei van een organisme en voor herstel van weefsel. Ook bij ongeslachtelijke voortplanting door deling is sprake van mitose en gewone celdeling. Mitose is het proces van (gewone) kerndeling die aan de celdeling vooraf gaat. |
Chromosomenparen Chromosomen komen in tweetallen (in paren) voor in celkernen van lichaamscellen. Per paar is één chromosoom afkomstig van de ene ouder en één chromosoom van de andere ouder. |
Allel Een van de verschillende varianten van een bepaald gen. Bijvoorbeeld: een allel voor bruine ogen ligt op het ene chromosoom van een chromosoompaar en een allel voor blauwe ogen ligt op het andere chromosoom. |