Begrippenlijst

Bouw van zaadplanten

Plantenweefsels

Zaadplanten
Planten die zich voortplanten met behulp van zaden. Zaadplanten hebben wortels, stengels, vaatbundels en bladeren.
Wortel
Ondergronds deel van een plant met als functies om water en mineralen uit de bodem op te nemen, reservestoffen op te slaan en de plant vast te zetten in de grond. Bij kieming van een zaad groeit eerst het worteltje.
Wortelharen
Uitgegroeide opperhuidcellen, die water en mineralen opnemen uit de bodem.
Penwortel
Een dikke hoofdwortel.
Zetmeel
Zetmeel, een koolhydraat, is de vorm waarin glucose wordt opgeslagen in bladeren.
Opperhuid
De opperhuid is de buitenste laag cellen van een plant.
Bladgroen
Groene kleurstof in bladgroenkorrels (in planten), hebben functie bij fotosynthese.
Huidmondjes
Opening in bladeren waardoor gassen (zuurstof, koolstofdioxide, waterdamp) in en uit de plant kunnen gaan.
Bladvorm
De bouw van een blad is aangepast (adaptatie) aan en geeft informatie over de leefomgeving van een plant. Bijvoorbeeld: in het regenwoud (veel neerslag) staan vaak planten met heel grote bladeren, die veel water kunnen verdampen en cactussen (in droge omgeving) hebben vaak doornvormige bladeren en verdampen juist weinig water.
Vaatplant
Landplanten met vaatbundels (houtvaten en bastvaten).
Vaten
Kleine buisjes die zorgen voor het transport van stoffen in planten.
Vaatbundels
In vaatbundels komen de bast- en houtvaten samen.
Houtvaten
Transportkanalen in de stengel; vervoeren water en mineralen van de wortels richting de bladeren en bloemen.
Bastvaten
Transportkanalen in de stengel; vervoeren geproduceerde suikers van de bladeren richting de wortels. In het vroege voorjaar (wanneer de plant nog geen bladeren heeft) worden suikers vervoerd van de wortels naar de bladeren voor snelle groei.
Sluitcellen
Regelen het open- en dichtgaan van de huidmondjes.
Sponsweefsel
Bladgroen bevattende langwerpige cellen aan de onderkant van het blad met veel intercellulaire holtes.
Vulweefsel
Het weefsel dat wordt gevormd door de cellen onder het dekweefsel.
Steunweefsel
Steunweefsel zorgt voor stevigheid in het skelet of tussen organen. Er zijn drie typen; bindweefsel, kraakbeenweefsel en beenweefsel.
Palissade weefsel
Bladgroen bevattende langwerpige cellen aan de bovenkant van het blad.

Groeiweefsel
Groeiweefsel bestaat uit cellen die zich delen, daardoor groeit de stengel of de wortel.

Transportweefsel
Weefsel van een plant waarin zich de vaatbundels met de bastvaten en de houtvaten bevinden.