Wat kan ik straks?
Aan het eind van de opdracht kan ik:
- twee hartziekten en twee vaatziekten opnoemen.
- twee oorzaken opnoemen van hart- en vaatziekten.
- twee gevolgen van hart- en vaatziekten beschrijven.
- vier manieren aangeven waarmee ik de kans op hart- en vaatziekten kan verkleinen.