Eindopdracht B: Onderzoek een dier en het ecosysteem waarin het leeft

Eindopdracht B:

In deze eindopdracht voer je een onderzoek uit. Dat mag je alleen doen. Je mag ook samenwerken met je buur.
Je mag op een papieren A4-tje werken, of in Word/Powerpoint/Canva.
Je kiest uit de onderstaande lijst een dier. Dan onderzoek je in welk ecosysteem het dier leeft. Met welke biotische en abiotische factoren heeft het dier te maken? En hoe is het aangepast aan die factoren?
Je schrijft op hoe het uiterlijk van het dier is aangepast aan de omgeving. Beschrijf minstens 3 aanpassingen.

Voorbeeld (kies dus zelf een ander dier):

Afrikaanse olifanten leven op de savanne. Het is daar heel warm en er is weinig beschutting. De grote oren van de olifanten helpen de dieren om af te koelen. Het kan heel lang droog zijn op de savanne. Met hun sterke, lange slurf kunnen de olifanten gaten graven om naar water te zoeken. En met diezelfde slurf kunnen ze bij bladeren en takken heel hoog in de bomen. Met hun slagtanden kunnen ze schors van bomen krabben. Ze kunnen ermee graven. En ze kunnen zich met hun slagtanden goed verdedigen tegen roofdieren, zoals leeuwen.
Afrikaanse olifanten hebben een heel dikke huid, met heel veel rimpels. In die rimpels blijft water achter nadat de olifant een bad heeft genomen. Dat water helpt de olifant om langer koel te blijven.

Kies uit de volgende dieren:

Dit ga je doen:

Beoordeling
Je docent let bij de beoordeling op het volgende:

Klaar?
Laat je werk beoordelen door je docent.