Lees de intro van deze opdracht nog eens door. Hoeveel steekwoorden over bloed kon je al opnoemen? Schrijf nu nogmaals alle steekwoorden op die je kent die met bloed te maken hebben. Doe het uit je hoofd. Hoeveel woorden ken je nu? Kun je van alle woorden uitleggen wat hun betekenis of functie is?
Kan ik wat ik moet kunnen?
Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
Kun je wat je moet kunnen?
Hoe ging het?
Tijd
Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 3 uur met de opdracht bezig zou zijn.
Klopt dat?
Inhoud
Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
Noem drie dingen die nieuw voor je waren. Waren er ook drie dingen die je al wist?
Eindopdracht
Wat vond je van de eindopdracht?
A: Is het gelukt om een voldoende voor de toets te halen? Zo niet, wat heb je dan gedaan om te zorgen dat je de leerdoelen nu wel goed kent?
B: Kon je bij het practicum duidelijk de verschillen zien tussen de verschillende bloedcellen?
Lukte het om de tekeningen volgens de tekenregels van een schematische tekening te tekenen?
Welk soort tekening heeft jouw voorkeur? Een schematische of een natuurgetrouwe? Waarom?