![]() |
Verschillende eters |
Verteren Het afbreken van voedsel tot kleine door het lichaam opneembare deeltjes. |
Verteringsstelsel Orgaanstelsel bestaande uit organen die samen zorgen voor de spijsvertering. Spijsverteringsorganen zijn o.a. de maag, alvleesklier, dunne darm en dikke darm. |
Planteneters eten alleen plantaardig voedsel. Bijvoorbeeld: konijn, koe, gans, bladluis. |
Vleeseters eten alleen dierlijk voedsel (o.a. vlees, vis en insecten). Bijvoorbeeld: kat, wolf, mol, egel, haai, spin. |
Alleseters eten zowel plantaardig als dierlijk voedsel. Bijvoorbeeld: varken, mens, kakkerlak. |
Vorm poten Poten van een vogel zijn aangepast aan hun leefomgeving. Bijvoorbeeld: reiger met lange poten om door ondiep water te waden en eend met zwemvliezen om goed te kunnen zwemmen. |
Vorm van lichaam Vorm van het lichaam is aangepast aan de functie. Bijvoorbeeld: een gestroomlijnd lichaam van dieren die in het water leven en/of jagen, zoals de dolfijn en pinguïn, om goed te kunnen zwemmen. |
Vorm snavel Bek van een vogel is aangepast aan het voedsel dat de vogels eten. Bijvoorbeeld: haakvormige snavel bij roofvogels en kegelvormige snavel bij zaadetende vogels. |
Vorm kiezen Kiezen zijn aangepast aan het voedsel dat de dieren eten: planteneters hebben plooikiezen, vleeseters hebben knipkiezen en alleseters hebben knobbelkiezen. |
Lengte van spijsverteringsstelsel Lengte van het spijsverteringsstelsel, ook wel darmkanaal, is aangepast aan voedsel dat de dieren eten: planteneters hebben een lang darmkanaal om planten te kunnen verteren en vleeseters hebben aan een korter darmkanaal voldoende. |