Begrippenlijst

Bouw van een cel - dier en plant

Cellen van bacteriën

Cellen van schimmels

Schimmels en bacteriën

Hygiëne en conserveren

Schimmels
Organismen waarvan de cellen een celkern hebben en een celwand, en geen bladgroenkorrels.
Er bestaan zowel eencellige (gist) als meercellige schimmels (zoals paddenstoelen).
Bacteriën
Eencellige organismen zonder kern. Bacteriën hebben vaak nuttige eigenschappen voor mensen (10% van het lichaamsgewicht bestaat uit bacteriën): ze ruimen dode organismen op, maken voedingsmiddelen en helpen bij de spijsvertering. Ze kunnen ook schadelijke eigenschappen hebben, zoals ziekten veroorzaken en voedselbederf.
Eencellige organisme
Organisme bestaande uit één cel.
Bladgroen
Groene kleurstof in bladgroenkorrels (in planten), hebben functie bij fotosynthese.
Sporen
Voortplantingscellen van schimmels en sporenplanten.
Sporendrager
De organen van de schimmel waarin de sporen gevormd worden.
Melkzuurbacterie
Bacterie die gebruikt wordt om producten zoals yoghurt, karnemelk en zuurkool te maken.
Conserveren
Voedsel zo bewaren dat het relatief lang eetbaar blijft.
Pasteuriseren
Bij pasteuriseren worden de meeste sporen van de schimmel bestreden (bij 70 graden Celcius).
Steriliseren
Bij steriliseren worden alle sporen van de schimmel bestreden (bij 120 graden Celcius).
Vacuüm verpakken
Als je iets vacuüm verpakt, pak je het in zonder zuurstof. De meeste schimmels gaan dan dood, omdat voor hen zuurstof noodzakelijk is.
Voedselvergiftiging
Je spreekt van een voedselvergiftiging als je ziek bent door een schimmel en/of bacterie die zich in je eten bevond.
Hygiëne
Alles wat je doet om ervoor te zorgen dat organismen (planten, dieren en mensen) gezond blijven door ziekteverwekkers uit de buurt te houden of uit te schakelen.
Kruisbesmetting
Bij kruisbesmetting komen er bacteriën van het ene product op het andere product. Bijvoorbeeld door met je vork eerst in rauw vlees te prikken en daarna in groente.