Begrippenlijst

Ruiken en proeven

Groef
Ruimte op de tong waarin de opgeloste vloeistof stroomt.
Neusholte
Onderdeel van het ademhalingsstelsel.
Neusslijmvlies
Laagje slijm dat de neusholte bedekt en waarin de geurstoffen oplossen die via het neusgat de holte binnenkomen.
Proeven
Het waarnemen van smaken met een tong (smaakzintuig).
Reukharen
Kleine, dunne haartjes in de neus. Reukharen kunnen geurstoffen waarnemen die zijn opgelost in het reukslijmvlies.
Reukzintuig
Een zintuig; orgaan met reukzintuigcellen die geuren kunnen waarnemen, waardoor je kunt ruiken.
Ruiken
Het waarnemen van geur met een neus (reukzintuig).
Smaakknopje
Zintuigje voor de smaak. Zit in de groef van de tong.
Smaakstoffen
Er zijn vijf soorten smaakstoffen; zoet, zuur, zout, bitter en umami.
Smaakzintuig
Een zintuig; orgaan met smaakzintuigcellen die smaken kunnen waarnemen, waardoor je kunt proeven.
Speeksel
Het sap in je mond dat wordt gemaakt in je speekselklieren.
Het bestaat uit water, slijm en enzymen. Het helpt voedsel verteren.
Zintuigcel
Kan prikkels omzetten in impulsen. De impulsen gaan via zenuwen naar het centrale zenuwstelsel.