twee verschillende redenen noemen om geld te sparen.
omschrijven wat rente is en kun je duidelijk maken dat het rentebedrag dat je betaalt over een lening afhangt van de grootte van de lening, de looptijd van de lening en het rentepercentage.
het rentebedrag dat je betaalt over een lening uitrekenen.
(met behulp van een voorbeeld) duidelijk maken wat het verschil is tussen het nominale rentepercentage en het reƫle rentepercentage is.
twee gegevens noemen die een bank wil hebben voor ze iemand een lening verstrekken.
de begrippen consumptiefkrediet, persoonlijke lening, doorlopendkrediet en rood staan omschrijven.
(met behulp van een voorbeeld) duidelijk maken wat huurkoop of koop of afbetaling is.
omschrijven wanneer je een hypotheek afsluit en wie de hypotheekgever en wie de hypotheeknemer is.
(minimaal) drie verschillende hypotheekvormen omschrijven.
twee voorbeelden van afspraken noemen die in een huurovereenkomst staan.
omschrijven wat bedoeld wordt met onderhuur.
twee regels noemen die gelden bij het opzeggen van een huurovereenkomst.