(met behulp van voorbeelden) duidelijk maken dat er regels gelden voor het soort werk dat door jongeren gedaan mag worden en het aantal uur dat jongeren mogen werken.
de naam van de wet noemen waarin geregeld is wat jongeren wel en niet mogen als het gaat om werken.
omschrijven wat het minimumjeugdloon is en kun je aangeven voor wie het minimumjeugdloon geldt.
minimaal twee verschillende arbeidsmotieven noemen.