Begrippenlijst

Begrippenlijst thema Overheid

Overheid
er zijn in Nederland drie overheden: de gemeente, de provincie en het Rijk.
Ambtenaar
werknemer in dienst van de overheid.
Infrastructuur
inrichting van een land. Tot de infrastructuur horen de (snel)wegen, spoorlijnen, woonwijken en industrieterreinen.
Economische politiek
beleid van de overheid dat invloed heeft op het economische leven.
Collectieve sector
Overheidsbedrijven. Wordt ook wel de publieke sector genoemd.
Particuliere sector
Niet-overheidsbedrijven.
Collectieve overheidsproducten
overheidsproducten waarvan iedereen gebruikmaakt en die worden betaald uit de belastingopbrengst.
Subsidie
tegemoetkoming in de kosten die worden gemaakt bij het maken van een product. Doel is het gebruik van het product te stimuleren.
Accijns
extra belasting op producten om het gebruik van die producten af te remmen.
Meeliftgedrag
als je ergens wel van profiteert, maar niet voor betaalt.
Directe belastingen
belastingen op inkomen of bezit. De overheid ontvangt het geld direct van de belastingplichtige (of van zijn werkgever).
Indirecte belastingen
belastingen die je betaalt als je een product koopt. Je betaalt de belasting niet direct aan de overheid. De verkoper van het product draagt de belasting af.
Draagkrachtbeginsel belastingen
mensen met een hoog inkomen betalen meer belasting dan mensen met een laag inkomen.
Overheidsbestedingen
overheidsuitgaven waar een tegenprestatie voor wordt geleverd.
Overheidsoverdrachten
overheidsuitgaven waarvoor geen tegenprestatie wordt geleverd; denk aan kinderbijslag of huurtoeslag.