Sparen Het niet uitgeven van geld; koopkracht naar de toekomst verplaatsen. |
Zekerheid Garantie voor de bank dat iemand zijn lening kan aflossen. |
Lenen/krediet krijgen Geld van een ander gebruiken; koopkracht van de toekomst naar nu verplaatsen. |
Consumptief krediet Lening door particulieren voor het kopen van goederen en/of diensten. |
Aflossen Het terugbetalen van een lening/krediet. |
Persoonlijke lening Consumptief krediet waarbij de looptijd en de aflossing zijn vastgelegd. |
Nominale rente Het renteperentage dat de bank opgeeft. |
Doorlopend krediet Consumptief krediet waarbij de lener tot een maximaal bedrag 'rood' mag staan op zijn of haar rekening. |
Reƫle rente Nominale rente - inflatie. |
Sparen met een doel Je weet dan al waar je spaargeld voor bestemd is. |
Sparen uit voorzorg Je weet dan nog niet waar je spaargeld voor bestemd is. |
Rood staan Meer uitgeven dan je rekening toestaat. |
Huurkoop/koop op afbetaling De prijs in termijnen afbetalen. |